Alain blogt op de motor
Powered by Honda and
BMW
2011 Oekraïne De vuurdoop – Oekraïne De aanloop Morgen gaat het gebeuren: met de moto naar Oekraïne; 7000km gespreid
over drie weken. Mijn oorspronkelijk plan zag er evenwel anders uit. Reeds meer dan dertig jaar droom ik om ooit Parijs-Peking af te
leggen op de moto. Dit onwezenlijk plan kwam iets dichterbij toen Stien Van
Hevele mij vertelde over de reis van zijn vriend Piet Stolk naar Vladiwostok
en terug. Die deed de trip op een Honda Transalp (2 x 18.000km). Via mijn
eigen vriend Google kwam ik Piet Stolk snel op het spoor, en in zijn zog kwam
ik terecht op de website van Ride-on-Motortours. Zo helemaal ineens voor een aantal maanden weg naar het andere
eind van de wereld zag ik evenwel nog niet zitten, maar op de website viel
mijn oog algauw op een trip naar Oekraïne in twee weken. Spijtig genoeg viel
deze reis in de tweede helft van april, en leken veertien dagen mij wel wat
kort. Niet getreurd, vriend Google goochelde al snel een alternatief
met Motortrails tevoorschijn: een met volgwagen begeleide reis naar Oekraïne
in drie weken, en ditmaal eind mei. Op de voorbereidende vergadering in Amsterdam in februari schrok
ik wel even toen ik daar Luc en Caroline aantrof. Ik had Luc hoogstens eens
langs de neus weg uitnodigend verteld over mijn plannen, maar nadien niets
meer van hem vernomen… tot die dag. En nu op reis. Dag 1 min 2 (donderdag 19 mei 2011): Watervliet – Nordhausen 600km De laatste loodjes worden ’s morgens afgelegd en eindelijk is
het zover. Om halfelf laat ik Watervliet achter mij en tuf ik naar Duitsland.
Er valt een lichte motregen, het is eerder fris. Het is met een klein bang hartje dat ik in Kaprijke de snelweg
op ga. Voor het eerst ga ik met een Transalp op reis. De Transalp, nochtans
alom geprezen, boezemt mij nog weinig vertrouwen in. Natuurlijk zit zijn hoge
leeftijd hier voor iets tussen: 17 jaar. Ik kocht de Transalp van mijn buur,
toen deze het wegens ziekte niet meer zag zitten om nog moto te rijden. Toen
mijn buur deze moto net zelf gekocht had, deed ik reeds het aanbod de moto
over te kopen in geval die ooit van de hand gedaan werd. Deze moto vergt
wat meer stuurvaardigheid dan de GS, maar doet voorlopig zijn werk naar
behoren. Het grote voorwiel en de grote Givi-zijkoffers verminderen de
stabiliteit vanaf 120km/u. Mijn gedachten gaan naar mijn BMW GS1200: die staat dus thuis op
stal. De GS, hoe onovertroffen ook, vind ik te zwaar en te broos voor
de slechte wegen van de vroegere Sovjetstaten. Hij zit bovendien boordevol
elektronica, en BMW-Assistance is er nog niet buiten de grenzen van de EG. Algauw richt ik mijn aandacht weer op de Transalp en op de weg;
in Antwerpen is het reeds opgehouden met regenen, en dat voelt al heel wat
aangenamer aan. Ik vertrek twee dagen eerder om de dagetappes te beperken en om
onderweg Dresden te bezoeken. Dresden ligt op de weg naar Rudnik. In 1993
ontmoette ik op mijn eenzame reis naar de Noordkaap een Duits echtpaar uit
Dresden dat mij warm maakte voor een bezoek aan hun geboortestad. Sindsdien
is een bezoek aan Dresden altijd als een waakvlammetje blijven sluimeren in
mijn achterhoofd. Zowat elk uur neem ik een pauze. Het Ruhrgebied is de hardste
noot om te kraken. Veel vrachtverkeer, smalle wegen, maar gelukkig veel
afwisseling, hetgeen de aandacht levendig houdt. In de namiddag wordt het
warmer. Ik bereik Rodishain omstreeks halfzeven ’s avonds. Ik zit hier nu aan de zuidflank van het Harzgebergte, net boven
Nordhausen. Oost-Duitsland lijkt mij in niets te verschillen van de rest van
Duitsland: alles is hier netjes en ‘ordentlich’. Het hotel is gebouwd in een
hoeve, gelegen aan een oude watermolen. In de zwemvijver van het hotel zitten
een aantal brulkikkers. Ik hoop dat die mij geen slapeloze nacht zullen
opleveren. Het avondmaal is lekker: het voorgerecht bestaat uit een slaatje
met gemarineerde Harzkaas. Daarna volgt een grote forel met peterseliekartoffeln.
Aardbeien met sabaillon vormen het toetje. Als afsluiter maak ik een wandeling doorheen het nabijgelegen
dorp. Onderweg bel ik naar het labo in Evergem, en vervolgens naar een
vijftal patiënten om hun medicatieschema te bevestigen of desgevallend aan te
passen. Nu kan mijn vakantie écht beginnen. Het is zacht en helder buiten,
maar er is geen kat meer op straat. Terug in het hotel kruip ik in bed en val om halftien in slaap. Dag 1 min 1 (vrijdag 20 mei 2011): Nordhausen – Dresden 250km 4 uur – het is nog donker. Een koffie brengt mij tot mijn
positieven en ik begin aan het ordenen van de gegevens op mijn lappetoppeke,
zodat ik er de komende weken vlot mee voort kan. Om halfacht krijg ik een uitgebreid ontbijtbuffet geserveerd. Ik
proef hier voor het eerst van een heel bijzondere huisbereide
bloesemmarmelade. Een streling voor neus en tong. Je reist om te leren. En nu op naar Dresden. De ganse voormiddag hangt er een lichte nevel over het
landschap. De hemel is melkblauw en af en toe wat bewolkt. In het
vlakke landschap zijn de terrils de stille getuigen van een bewogen
industrieel verleden. Na wat omzwervingen weg van de autostrade beland ik uiteindelijk
in Dresden. Het is doef. Het hotel net buiten de stadskern is modern en kraaknet, maar
het ademt de sfeer uit van das communismus. Ik krijg al gauw gelijk: het is
pas 14u, en inchecken kan pas vanaf 15u. Met deze boodschap hebben de twee
lieve receptionistes nu al hun handen vol. Dan maar een stadrondritje op de
moto met een stop aan de toeristische dienst. Het inchecken in het hotel gaat vlot, maar ik krijg niet de
hotelkamer welke ik gereserveerd had: er is geen badkamer noch toilet op de
kamer. Op voorleggen van mijn reservatie krijg ik de helft van de betaalde
prijs terug, omdat er geen kamers met badkamer meer beschikbaar zijn.
(Achteraf krijg ik nog eens 50 Euro terug van booking.com, zodat ik aan deze
overnachting nog geld overhoud.) Dan wat verfrist, omgekleed, en hop, de straat
over en de Altstadt in voor een wandelingetje van zes uur. De oude binnenstad is indrukwekkend: oud en nieuw door elkaar,
met opvallend brede straten en grote pleinen, en een drukte van jewelste.
Hier en daar grote bouwwerven. De beschrijving van de architectuur laat ik
over aan de reisgids. Ik bezoek zowat alles wat te zien is, met inbegrip van
het transportmuseum, waar een heel mooie collectie oude moto’s te zien is. De barokke Frauenkirche is hét pronkstuk van
Dresden. Ze gebouwd als een lutherse kerk, met toestemming van de
katholieke keurvorst, als symbool van religieuze verdraagzaamheid. De Augustusbrücke over de Elbe brengt mij in de Neustadt. Die is
lang niet zo nieuw als de naam wel laat uitschijnen, en algauw dwaal ik door
de kleine straatjes en binnenkoertjes, vol winkeltjes en restaurantjes. Hier
en daar nog wat Oost-Duits roest en brokkelend beton. Op een mooi binnenkoertje naast de theatersociëteit bestel ik
mijn avondmaal: Oost-Duitse asperges, met Oost-Duitse kartoffeln, een gemengd
slaatje en Hollandse saus: het ziet er mooi en verzorgd uit. Het smaakt, maar
dan toch niet naar meer. Bij ons is dat tóch wat beter. Het binnenkoertje
dient ook als doorgang tussen verschillende straten en ik heb dus voldoende
te bekijken. En dan terug naar het hotel; het gaat nu al wat trager. De ondergaande
zon hult het oude centrum in een warme gloed. Een Dixieland-bandje op de Bruhlse Terrasse zorgt voor de
ambiance. Ik blijf even luisteren en loop dan weer verder. De
straten lopen al wat leeg, maar de terrasjes rond de Frauenkirche zitten nog
bomvol. Ik laat ze achter mij en sleep mij vermoeid voort naar mijn eenzame
hotelkamer. In het brede zachte bed ga ik de zoete nacht in. Plots omstreeks 23 uur waan ik mij ergens in de tweede
wereldoorlog; zijn ze Dresden nu opnieuw aan het bombarderen? Een blik uit
mijn raam toont mij een spetterend vuurwerk, vermoedelijk aan de oevers van
de Elbe. Dag 1 (zaterdag 21 mei 2011): Dresden – Rudnik (CZ) 250km Om 5 uur word ik wakker. Ik heb goed geslapen. Er is reeds volop
licht buiten. Om halfzeven sta ik gepakt en gezakt en ga eerst ontbijten. Een
enorm buffet, voor mij alleen. Ik zie zelfs geen personeel. Ik start met een
enorme roomkoek, en doe moedig verder, maar slaag er uiteindelijk toch niet
in om in al het andere lekkers eens mijn tanden te zetten. Om 7 uur trek ik er weer op uit in Dresden. De lege stad baadt
in de ochtendzon. Het doet mij denken aan ‘Paris s’éveille’ van Jacques
Dutronc, maar daar houdt de gelijkenis op. Ik bevind mij dan ook in de
heimat van Luther, barok en rococo. Geleidelijk loopt de stad vol. Om tien uur gaat alles open en
kun je weer over de koppen lopen. Om twaalf uur hou ik Dresden voor bekeken en spring op mijn
stalen ros… euh, stalen knol. Ik kies de leuke route langs de Elbe en rijd
zonder enige grenscontrole Tsjechië binnen. Wat een contrast met Duitsland,
wat een treurnis alom. Het mooie weer weegt niet op tegen de droefheid, het
verval, en de zwaaiende piepjonge meisjes in bikini. Even verder een
vrachtwagen aan de kant van de weg… In Decin stap ik af bij een bankautomaat van de Tsjechische KBC.
Tsjechië maakt geen deel uit van de Europese muntunie, en dus heb ik
Tsjechische Kronen nodig. Mijn Maestrokaart blijkt niet te werken. Ik zie
enkele meters verder een andere bank. Een Duitser staat daar ook maar te
proberen en opeens zegt hij in paniek dat zijn kaart opgeslokt is. Het is
zaterdag en de bank is natuurlijk dicht. Ik besluit mijn kaart niet in die
slokop te steken en rij weer verder. Voor het eerst deze reis kom ik massa’s moto’s tegen, die op
deze mooie zaterdag Bohemen doorkruisen. Er is hier en daar veel verkeer; de
wegen zijn even slecht als bij ons. Tsjechië heeft nog een lange weg af te
leggen. Omstreeks halfzes bereik ik het kleine familiepension in Rudnik,
op de zuidelijke flanken van het Reuzengebergte, het hoogste gebergte van
Tsjechië. Luc en Caroline zijn net toegekomen. Ook zij hebben de
tussenovernachting halverwege in Duitsland gemaakt, maar een dag later dan
ik. Caroline is hier aangekomen met een langzaam lek lopende band. Terwijl
Louis en Luc het lek dichten met een rubber tap, smeer ik nog even de ketting
van mijn motor nu die nog warm staat. Even later zijn we voltallig en
schuiven we binnen aan tafel aan: Goulash met kneudeln. Na het avondmaal volgt de briefing door Louis. Rond elf uur ga ik slapen. De groep: 7 deelnemers + 1 begeleider Louis is onze begeleider. Getrouwd, opa, hij is 62 maar lijkt
wel 72, 40 jaar getrouwd en blij dat hij er nu en dan op uit kan, samen met
de andere jongens. Hij is gepensioneerd beroepsmilitair, en fervent
verzamelaar van Moto Guzzi’s. Hij volgt ons op deze reis in een soort
Landrover, met achterin de bagage en een spiksplinternieuwe opgevouwen
mototrailer. Willy (63) en Yvette (64) wonen in Heusden-Zolder. Beide zijn
net gepensioneerde licentiaten wiskunde (na een carrière hoger secundair
onderwijs). Ze rijden samen op een Honda Goldwing 1800cc. Ze hebben 4 zonen:
één is huisarts in Herk-de-stad, verder twee burgerlijk ingenieurs en een
bio-ingenieur. Jerry (tussen 60 en 63) komt uit Hengelo. Hij woont al heel lang
samen met zijn vriendin en is net op pensioen. Hij werkte vroeger in een
brouwerij. Hij rijdt met een grijze BMW 1150 GS. Naar eigen zeggen is dit
zijn laatste motortrip. Edwin (42) is een vrijgezel uit Almelo. Hij maakt de reis met
een Honda 900 Hornet. Heel belezen. Luc en Caroline zijn beide 49. Zij hebben elk hun eigen
(ultra)sportieve Yamaha. Ikzelf: ik rij op een oude Honda Transalp van 1994 welke ik
speciaal voor deze reis (en eventueel volgende reizen) kocht. Dag 2 (zondag 22 mei 2011): Rudnik – Jesenik 230km Alweer 5 uur. Het enige geluid dat ik vannacht hoorde was een
lief klingelend kerkklokje om het uur. Hoe verder we naar het Oosten
opschuiven, hoe eerder het licht wordt. Ik maak na tientallen motoreizen voor het eerst een reisverslag,
een tijdrovend klusje, en vraag mij af hoelang ik dit ga volhouden. Om 8 uur ontbijt: goed verzorgd en lekker. Wanneer de motoren
klaarstaan wordt een groepsfoto gemaakt. Dit gebeurt aan het begin van de
reis omdat er dan nog niemand afgevallen is… Rond 9 uur vertrekken we. Even een tankstop in Trutnov en dan
verder naar Adrspach. Daar maken we een urenlange wandeling tussen torenhoge
rotsformaties. Door erosie zijn de zachtere delen en lagen weggesleten zodat
de hardere delen als zuilen het typische landschap vormen. Zwetend en
uitgeput bereiken we om twaalf uur de moto’s. We trekken naar de kantine
naast de parking. Met een gepeperd maaltijdsoepje kom ik weer op adem. We
dwarsen het adelaarsgebergte langs een vallei, en bereiken Nachod. Op het
marktplein drink ik een cappuccino. Midden op het grote verlaten plein staat
een grote kerk. De twee brede torens zijn bedekt met houten pannen. Twee
pestzuilen dienen als sokkel voor enorme beelden. Ten westen van het
marktplein rijst een immens kasteel op. We laten dit alles achter ons en komen een kwartiertje later aan
in Nove Mesto nad Metuji. Het marktplein staat bomvol auto’s, de vele
terrasjes zitten vol. Luc en ik gaan op stap naar een mooi kasteel terwijl
Caroline bij de moto’s waakt en een sigaretje opsteekt. Het kasteel is als
museum ingericht. De foto’s buiten tonen prachtig ingerichte zalen met mooi
gedecoreerde gewelfplafonds. We hebben nu geen tijd om dit nog te bezoeken,
maar hier kom ik zeker terug. We verkennen de binnenkoer, de terrassen, en
een deel van de tuin. We moeten verder want we zitten reeds achter op schema. Vanaf nu
slingeren we door het grensgebied met Polen, van het ene heuvelland in het
andere. Kleurrijke dorpjes wisselen elkaar af. Een prachtige streek om met de
moto te rijden. Onderweg zie ik boven op een heuvel een uniek bouwwerk: een
oude gerestaureerde kerk met een glazen dak boven op het schip. We bevinden
ons hier in Neratov, een gehucht met een vijftal verspreide huizen. Ik stap
af en met kleren en helm aan klim ik naar boven met Luc in mijn zog. Ook hij
vertoont een bijzondere interesse voor oude gebouwen en hun restauratie. De
binnenzijde van de kerk is een welkome beloning voor de afmattende klim. We
voelen ons als dwergen in een enorme veranda. Dan afgedaald langs een
kerkhofje, hop op de moto, en even later stevenen we af op het Jeseniky
gebergte. Het is ondertussen al 17 uur, en we hebben nog 100 km voor de
boeg. Vele primitieve restaurantjes aan de kant van de weg wekken onze
eetlust op. We stoppen bij een mooi zonnig terrasje op de westflank van een
bergrug voor een snelle hap. Het is daar zo zalig toeven in de warme gloed van de langzaam
stervende zon dat de tijd ongemerkt voorbijglijdt. Om 20 uur rijden we dan
weer verder en nemen de op één na hoogste bergpas van Tsjechië: de
Cervenohorske Sedlo van maar liefst 1013m. De weg is pas vernieuwd en
metersbreed. Na wat zoeken bereiken we uiteindelijk ons hotel in het kuuroord
Jesenik. We blijven met de ganse groep nog wat nakeuvelen tot bijna 23 uur. Ik leg mij op mijn bed en maak binnen de enkele seconden een
nieuwe reis doorheen dromenland. Dag 3 (maandag 23 mei 2011): Jesenik – Terchova (SK) 260km Alweer om 5 uur wakker. Stijf, pijn, moe. Ik draai mij om en val
terug in slaap, maar slechts voor even. Een zelfgemaakte koffie brengt mij
bij mijn positieven en ik schrijf meer dan een uur aan dit verslag. Het ontbijt smaakt, maar bestaat uit een geheel van precies
afgemeten porties per persoon. Wat overblijft neem ik mee voor de lunch. Het is pas tien uur als ik bijna als laatste vertrek. Onderweg
monteer ik de camera op mijn moto en zet net aan wanneer Willy en Yvette
voorbijglijden met hun rode Goldwing. Ik rijd er al filmend even achter, maar
blijf dan achterop en haal de camera er weer af. De beelden blijken achteraf
weinig bruikbaar: de camera bibbert teveel. Even over het weer. Tot nu toe heb ik enkel het allereerste uur
van de reis een beetje motregen gehad. Daarna wel hier en daar ergens
gepasseerd nadat het fel geregend had. Kortom, tot nu toe zijn de weergoden
ons gunstig gezind. Vandaag was het aanvankelijk wat bewolkt en dreigend, maar
algauw steekt de zon de kop op en dat zal zo de ganse dag
wel blijven. De rit vandaag start doorheen het historische Silezie. In
Karlova Studanka maak ik een zijsprongetje: dit is een mondain kuuroord met
prachtige gebouwen. Hoopvolle of radeloze, meestal oudere, ongezondere,
maatje-meer-mensen schuiven aan voor hun dagelijks bekertje wonderwater. De
vieze smaak spoelen ze straks wel weg met een copieuze maaltijd. In Bruntal loop ik een Penny Market binnen en koop wat brood en
Nescafeetjes. Vanaf hier gaat het over het heuvelachtige platteland.
Boereleute, langharige koeien en het gele koolzaad in bloei kleuren het
landschap. Aan een stuwmeertje even voor Vitkov haal ik mijn picknick boven,
en installeer mij op de betonnen balustrade. Net op dat moment komen Luc en
Caroline erbij, maar rijden na een korte keuvel even later met hun tweetjes
weer weg. Ik vervolg dan mijn weg doorheen Vitkov richting Koprivnice. Ik
rij weer even om en bezoek Stramberk waar ik uiteindelijk mijzelf verwen met
een grote sterke espresso. Ik kan die wel gebruiken na de vermoeiend
klimtocht doorheen de nauwe straatjes van het dorpje, dat op de flank van een
rots gebouwd is. De korte stop bij het Tatra Techniek Museum is wel heel erg
kort: het museum is dicht op maandag. Tatra is één van de oudste automerken
van Europa en nog steeds de grote trots van de Tsjechische industrie. In het
bescheiden museum zijn erg bijzondere voertuigen te zien. Vooral vrachtauto’s
van dit legendarische Tsjechisch automerk worden nog geproduceerd en zijn nog
steeds in het huidige straatbeeld te zien. In Bytci bezoek ik het Sobacny Palace: een bekoorlijk
Renaissancepaleisje speciaal gebouwd om huwelijken op te luisteren. Dan weer verder naar Roznov, waar het openluchtmuseum van
Moravië gebouwd is: te vergelijken met Bokrijk bij ons. Nu moet ik weer verder. Via het Beskydy gebergte, het meest
westelijke deel van de Karpaten, steek ik de grens over en rij Slowakije
binnen. Uiteindelijk bereik ik om 18 uur Terchova, een bescheiden,
toeristisch dorpje aan de rand van het Mala Fatra Nationaal Park. Hier blijven we twee nachten. Morgen is het rustdag. Luc en ik
bespreken hoe we de dag morgen gaan vullen. Caroline gaat morgen de
winkels aflikken en terrasjes doen samen met Yvette en Willy. Ik bestel een
kippensoep, varkensmedaillon en gebakken patatjes. Vandaag slaag ik er voor het eerst in om dit reisverslag te
schrijven nog voor het eten opgediend wordt. Dag 4 (dinsdag 24 mei 2011): Terchova – Martin – Terchova 100km Om 4 uur ’s morgens is er hier al licht. Om zes uur sta ik op,
hang mijn uitgedrupte wasgoed op, en ga beneden op het terras wat tokkelen. Luc
is ook wat vroeger van de kamer weg om Caroline niet wakker te maken. Vanaf
halfacht kunnen we hier ontbijten. Terchova ligt aan de ingang van de Vratna vallei, het hart van
het Mala Fatra Nationaal Park. In het Mala Fatra Nationaal Park kun je
geweldig wandelen door smalle kloven en canyons of over bergtoppen van 1600
tot 1700 meter hoog. Voor de liefhebbers! Caroline en Yvette slapen uit, en nemen later de bus om wat te
gaan ‘brassen’ in de nabijgelegen stad Zilina. Luc en ik zijn ondertussen reeds vertrokken op de motor voor een
toertocht rondom het Nationaal Park en bezoeken een bijzonder kasteel in de
omgeving, dat van Oravsky Hrad. Dit kasteel diende als decor in de Dracula
filmklassieker “Nosferatu” uit 1922. Dracula hebben we niet gezien, maar het kasteel was de moeite
waard: groot en indrukwekkend, en adembenemend gelegen op een hoge rots. Twee uur kasteelbezoek tussen massa’s joelende schoolkinderen
later rijden we iets zuidwaarts naar Martin. Gaat er al een belletje
rinkelen? Martin is een industriestadje met naar het schijnt enkele mooie
classicistische villa’s…maar we hebben ze niet gezien. Dan maar verder op
zoek naar het grote openluchtmuseum genre Bokrijk. Op de parking staat de
auto van Louis. Het grootste deel van het park wordt afgetrot onder de
deskundige leiding van Luc. Zelfs hij heeft hier nog iets nieuws opgestoken
in verband met houtconstructies. Omdat het uiteindelijk toch 16 uur geworden is schrappen we
Cismany van het programma en keren langs de kortste weg terug naar het hotel.
Die kortste weg blijkt over een brede rivier… maar zonder brug. Bij nader
toezien ligt daar gelukkig toch een pontje op ons te wachten. De veerman laat ons de brede bak oprijden. Er stond niemand
anders te wachten, en hij start onmiddellijk de maneuvers om ons over te
brengen, begint aan zijn wieleke te draaien en trekt ons op armkracht,
geholpen door de stroming van de rivier, over het water. Om halfzeven thuis. Dag 5 (woensdag 25 mei 2011): Terchova – Bardejov 260km Om zes uur sta ik op en kijk naar buiten: het is zwaar bewolkt,
maar nog steeds droog. Het ontbijt verloopt ontspannen. We zetten aan om 9 uur en rijden door de mooie valleien van
Liptov, de bergstreek ten westen van de Tatra. Veel zon en een blauwe hemel,
maar een koudende snijdende wind. Gelukkig heb ik mij goed gekleed. De
anderen stoppen om een Damaarke aan te trekken. De namen van de dorpjes hier
beginnen steevast met ‘Liptovski’. Onderweg is veel te zien. Aan de kant van de weg staat een heuse
tank. Je kunt er tegen betaling ritjes mee maken door de velden. Vandaag staat vooral in het teken van de Hoge Tatra. De Hoge
Tatra is een bergmassief van slechts zo’n 50 km lang maar heeft wel 25 toppen
boven de 2500 meter. Het is het hoogste gebergte van de Karpaten en van heel
Oost-Europa. In 2004 heeft een zware storm de bossen op de zuidelijke
hellingen ernstige schade toegebracht, waarvan het resultaat nog steeds een
stempel op het landschap drukt. Nog steeds is het erg zonnig. Enkel de
hoogste toppen van de Tatra zitten verborgen in een dikke wolk. De weg dwarst bij herhaling een spoorweg, die ook de zuidflank
volgt, en nu en dan zien we een pittoreske stoomtrein vergezeld van een
enorme stoompluim voorbij tuffen. In Stary Smokovec passeer ik voorbij Villa
Klara, een soort hotel waar ik tien jaar terug reeds overnacht heb. Schuin
daar tegenover zie ik het bar/restaurant/winkeltje waar we toen elke avond
gingen eten, en waar we lekkere Slovaakse kersenlikeur kochten. We verzamelen
aan de voet van de gondelbaan naar de top van de Tatra.
Een retourtje kost bijna 50 Euro, en we kunnen pas om 15u naar
boven en kunnen dan om 18u terug beneden zijn. We besluiten met zijn
allen om niet naar boven te gaan. In Kezmarok (betekent Kaasmarkt) is het kermis. De stad is mooi
gerestaureerd en oogt heel wat mooier en vrolijker dan tien jaar terug. Maar
toen was het dan ook voortdurend aan het regenen. Kraampjes, podiums en
springkastelen verbergen de kleurig gepleisterde gevels. Aan de rand van het stadje bezoek ik nog even het versterkt
kasteel. Ik kuier hier rustig rond vergezeld van het zalige vakantiegevoel. Na een uurtje gaat het weer verder oostwaarts door groen
heuvelland naar Bardejov. We verblijven in een ander hotel dan gepland; het wordt nu Hotel
Saris. Louis geeft een uitgebreide briefing over de etappe van morgen:
doorheen Polen naar Oekraïne, en dan vooral de grensformaliteiten. Dan samen een stapje in de wereld: dat blijkt het 15e eeuwse
plein van Bardejov, dat er nu nogal verlaten bij ligt. Het grote centrale
plein staat sinds 2000 op de Unesco Werelderfgoedlijst, is volledig
gerestaureerd en goed onderhouden. Het herbergt achter de mooie façaden
uitstekende restaurants. We kiezen er één uit met een mooi interieur en Italiaans-Slovaakse
kaart, en laten ons verwennen. Na een ‘ensalata mista’ en een groot bord ‘penne a la Pugliese’
zit ik vol. Het dessertje ‘Heisse Liebe’ op de menukaart, waar ik een
uurtje terug naar uitzag, zal voor een volgende keer zijn. Ik zal er vannacht
wel van dromen (van de twee bolletjes ijs met frambozenpuree en slagroom
welteverstaan! ) De prijzen zijn de goedkoopste van de ganse reis tot nu
toe. Om 11 uur stop ik met tokkelen, en kruip in mijn piere. Dag 6 (donderdag 26 mei 2011): Bardejov – (PL) – Lviv (UA) 315km Ik ben vroeg wakker vandaag niettegenstaande het late uur
gisteren. Om 4 uur is het reeds erg klaar buiten, maar ik slaag er toch in om
nog een uurtje verder te slapen. Om zes uur ga ik de stad nog even verkennen. Geen kat op straat.
Toch hoor ik ergens iemand spreken. Ik merk dat het geluid uit een kerk komt.
Buiten aan de kerk hangt een luidspreker van waaruit een gesproken mis met af
en toe gezangen klinken. Ik voel aan de deur. Ze is open. Geen wonder dat er
niemand op straat is: ze zitten hier allemaal binnen. Ik blijf even luisteren
en ga weer buiten. Op het grote marktplein zijn een paar straatvegers reeds
aan het werk. Na nog een toertje kriskras doorheen het oude historische
centrum wordt het bijna zeven uur en de mensen komen buiten. Terug op de kamer mijn spullen bij elkaar gepakt en de moto
geladen. Het ontbijt is erg eenvoudig, maar toch lekker. We zitten in een
soort veranda met uitzicht op een grote parking vol met Roma’s. Een of andere
ambtenaar met veel papieren geeft de ene na de andere instructies en er
worden borstels en schoppen in hun handen gestopt, waarna ze de stad
intrekken. Alles wordt zorgvuldig genoteerd. Omstreeks 9 uur rijden we weg noordoostwaarts naar Lviv in
Oekraïne langs een hoekje Polen. Naar het schijnt, volgens Louis, zijn er een aantal eeuwenoude
houten kerkjes (‘kostol’) in de directe omgeving van Bardejov, kerkjes zoals
die alleen in de Karpaten voorkomen. Ik ga op zoek naar de twee houten kerkjes maar vind
er er heel wat meer. We bereiken al gauw Polen. Op de Slowaaks-Poolse Dukla pas is
tijdens WO II hevige strijd geleverd. Russische tanks staan hier en daar nog
in het landschap. Polen is mooi, landelijk, rustig, kneuterig. Je voelt je hier
algauw thuis. Net de jaren vijftig bij ons, maar dan met moderne elementen
doorspekt. In het Poolse, ongerepte Bieszczady gebergte stoppen we voor een
koffie. We kunnen na wat onderhandelen in Euro’s betalen. Ik vertrek als eerste, want ik ben trager dan de rest. Ik zie
hen in de verte volgen. Op een bepaald moment besef ik dat ze niet meer
volgen. Ik ben vlak bij de grens en ga al aanschuiven in de rij. Ik verzet
mijn uurwerken op Oost-Europese tijd: het is plots al 1 uur later. Ik wacht
vergeefs op de anderen. Ik sta al 40 minuten aan te schuiven wanneer ik in de
verte de groep zie aankomen. Achteraf blijkt dat ze verkeerd gereden
waren. Nog eens een half uur later geraak ik voorbij de grens. Ik bespaar u
een gedetailleerde beschrijving van de papierkesverleggers en de
stempelopheffers. Van een echte controle is hier geen sprake: zij kennen geen
Engels, en ik ken geen Oekraïens. Het eenvoudigste is mij gewoon doorlaten,
en dat doen ze dan ook prompt. Voorbij de douane stap ik af en stop rustig terug al mijn
papieren weg, en krijg de eerste indrukken van Oekraïne: een weg vol gaten en
putten, maar gelukkig droog en mooi weer. Ik sta te wachten op de anderen: dat duurt nog minstens een uur.
Ik bedenk dat ik straks ook nog eens op hen zal moeten wachten als zij met
hun deftige moto’s over deze weg moeten daveren. Ik stap op de moto en rij al voort; ik kan dan onderweg wat
fotootjes nemen. De weg is niet al te moeilijk: je moet absoluut niet opletten op
de putten, de kunst bestaat er in om tussen de putten nog een vlak stukje weg
te vinden. Onderweg neem ik ruim de tijd om alles rustig te bekijken. De Transalp is wendbaar en heeft voldoende veeruitslag om nu en
dan een put zonder problemen te slikken. Een twintigtal kilometer verder
wordt de weg beter. Ik blijf rustig zo ’n vijftig meter achter een grote
vrachtwagen hangen en bereik een uur later Lviv. Mijn GPS brengt mij
rechtdoor tot net tegen het stadscentrum. Ik heb al mijn aandacht nodig om de
verheven tramsporen te ontwijken, en de motor recht te houden op de gladde
bultige kasseien. Opgelucht bereik ik als eerste zonder builen of
kleerscheuren het hotel. Lions Castle Hotel is luxe naar lokale normen: mooi gelegen
en omgeven door een grote tuin. Ik verblijf twee nachten in de Junior
Suite. Ik probeer geld uit een muurkast te halen, maar met mijn gewonde
bankkaart lukt het alweer niet. Dan maar met Visa. Ik zal de kosten wel
verhalen op de bank, die mij net voor mijn reis verzekerd had dat mijn
Maestrokaart in orde was. We maken kennis met onze Oekraïense gids Jelena: zij is vertaler
(geen echte tolk), woont samen met haar vriend en heeft een dochtertje van 6
jaar. Het Oekraïens is bijna hetzelfde als het Russisch. We leren al gauw
dat het tamelijk gemakkelijk is de woorden op de juiste manier uit te
spreken: net zoals je het schrijft…in het cyrillisch. De kunst bestaat er dus
in om het cyrillisch te kunnen lezen. Dat zal wel al wat oefening vergen. De
tweede moeilijkheid is natuurlijk dat ik er alvast zo goed als geen woord van
begrijp. Ik leer algauw dat ‘bjes cjibolje” betekent ‘zonder ajuin’. Nu
nog te weten komen wat ‘paprika’ betekent, want ook dat wordt hier graag
gegeten. Vanavond dineren we in ‘Tsjorny Kot’: ‘De zwarte kat’.
Het interieur hangt vol mooie schilderijen van zwarte katten. Het restaurant oogt heel verzorgd. Uiteindelijk is dit van
oorsprong een Poolse stad, en waren het niet de Polen die de Fransen leerden
eten met mes en vork? De menukaart toont een enorme keuze: de kunst is om er iets
lekkers uit te halen aan een schappelijke prijs, want de prijzen liggen heel
erg uiteen. Ik eet eerst een stoofpotje van aardappelen met champignons en
zure room. Daarna een heel lekkere eendenborst met appelsien (mocht wel iets
langer gegaard zijn). Dag 7 (vrijdag 27 mei 2011): Lviv – Verblijf Vandaag rustdag. Gelegenheid om eens de beentjes te strekken. L’viv kent duidelijk een hoogstaand cultureel verleden, en je
voelt je er algauw op je gemak. De mensen zijn doorgaans heel vriendelijk.
Dit zal binnenkort wel een echte toeristische trekpleister worden. Vriendelijk dat wel, maar de communistische bureaucratie zit er
hier en daar nog heel diep in: dat blijkt reeds bij het ontbijt, waar alles
terug precies afgemeten is en zorgvuldig genoteerd wordt. Wat een contrast
met de uitstraling van de mooie ontbijtzaal. Te westelijk voor Oost Europa en te oostelijk voor West Europa
heeft deze regio altijd redelijk zijn eigen boontjes kunnen doppen. Maar tegelijkertijd
is Lviv met invloeden uit steden als Parijs, Wenen, Krakow of St. Petersburg
één van de meest culturele steden van Europa. Lviv is een juweel onder een
laag stof. Wat pleisterwerk en een likje verf zouden niet misstaan. Toch is
Lviv een stad waar ze inmiddels toeristen gewend zijn, tenminste in de
binnenstad. We trekken samen de stad in, maar met een groep van 9 geraken we
niet vooruit, en ik trek er verder alleen op uit. Ik bespaar jullie de
details, die vind je ook op internet. Ik verveel me geen moment, en
dweil gans de stad af. Hier wil ik nog wel eens weerkeren. Lviv hééft het ! Om halfzeven kom ik terug in het hotel, en bestel een slaatje,
in mosterd gemarineerde kip, en rijst met groenten. Dag 8 ( zaterdag 28 mei 2011): Lviv – Rivne 265km Verschrikkelijk stijf opgestaan, maar na een zelfgemaakte koffie
en een warme douche zijn alle pijntjes verdwenen. Om 8 uur ontbijt en om 9 uur spring ik op de moto. Ik draag al
mijn bagage mee in de koffers van mijn Transalp. Mijn reisgenoten zijn uitgerust
met zware valiezen, die ze eerst nog in de koffer van de Landrover moeten
stouwen. We geraken vlot uit de stad en rijden terug verder oostwaarts. Volgens de brochure zien we nu de Oekraïne en de Oekraïeners pas
echt op hun aller puurst. Glooiende velden, slingerende riviertjes en
uitgestrekte bossen. Schijnbaar norse, maar eerder voorzichtig terughoudende
mensen. We mijden waar mogelijk de hoofdwegen omdat deze vaak druk en slecht
zijn. Via lokale wegen kunnen we meer genieten van wat de regio ons
voorschotelt. ‘Gaandeweg’ verbetert de weg en na een tijdje belanden we in een
heel druk stadje, Zolochiv: het lijkt hier wel het Midden-Oosten of Turkije. We gaan op zoek naar het bastion, met daar binnenin twee mooi
gerestaureerde kasteelgebouwen. Luc en ik bezoeken het grootste en zijn daar
algauw een uur zoet mee. We treffen er ook Louis en onze gids Jelena. Een koffietje op een terras dichtbij de zaterdagmarktdrukte
brengt ons algauw bij 11 uur: hoogtijd om de weg verder te zetten. Even verder in Pidhirski staat een grote ronde kerk: een
indrukwekkend gebouw met ovaal grondplan en Romeinse tempel aandoende zuilen.
Dit is een Rooms Katholieke bedevaartsplaats waar vele gehandicapten met hun
rolwagen naar toe komen. Zo van dat soort waar je met nieuwe banden op je
rolstoel naar buiten rijdt en de versleten banden aan een haak in de kerk
blijven hangen. Rechtover de kerk een kasteel met enorme oprijlaan. We laten dit
alles al snel achter ons. De volgende stop is het indrukwekkend bedevaartsoord in Pochaiv:
dit wordt hier een Lavra genoemd, dus Pochaiv-Lavra. Na het Petsjersk-Lavra
in Kiev is dit het belangrijkste klooster van de Christelijk Orthodoxe kerk. Veel glitter en devotie. De schrik voor Hel en Vagevuur zit er
diep in… Op weg naar Kiev overnachten we in de provinciale industriestad
Rivne. Hotel Marlene is een bijzonder hotel: behalve de vriendelijke
receptioniste niet echt gastvrij aanvoelend, maar wel goed ingericht,
kitscherig luxueus, en, mét casino. We kunnen er niet eten omdat het
restaurant afgehuurd is voor een party. Dan maar te voet, twee kilometer verder, naar het
dichtstbijzijnde restaurantje, waar we goed bediend worden op een rustige
veranda. De horeca is hier doorgaans heel erg klantvriendelijk. Terug aangekomen bij het hotel is de party volop aan de gang.
Dat belooft voor deze nacht. Op mijn kamer val ik echter onmiddellijk in slaap. Dag 9 ( zondag 29 mei 2011): Rivne – Kiev 375km Vijf uur. Ik heb wel goed geslapen, maar ben nog te moe en
sluimer nog tot zes uur. Om zeven uur ontbijten we in het restaurant beneden. We krijgen
hier een beter idee van wat zich hier vorige nacht afspeelde. Sommige
reisgenoten deden bijna geen oog dicht: die party duurde tot halfvijf ’s morgens.
Ik doe een poging om het even na te spelen, maar dan iets zediger
welteverstaan… Vandaag een lange etappe: 375km. Via het platteland, door
uitgestrekte bossen en via lokale binnenwegen en kleine dorpjes eerst naar
Zhytomir en dan naar Kiev. Vertrek omstreeks 9 uur. De streek is vergelijkbaar met
Vlaanderen, maar dan in het groot. De wegen lijken heel vertrouwd. Langs de
weg zien we vaak grote kreken. Toch zijn dit geen kreken, maar rivieren.
Doordat het land zo vlak is stroomt het water zo traag dat waterplanten niet
meegesleurd worden met het water. Onderweg moet ik tanken. De pompist loopt ongeïnteresseerd naar
zijn bureau terwijl ik aan de pomp wacht. Ik ga uiteindelijk naar hem en
vraag of ik nafte kan krijgen. Ik krijg wat barse onverstaanbare woorden
terug. Gelukkig komt daar net een meisje met een scooter tanken: zij stopt
hem wat geld in de hand, hij rommelt wat achter zijn bureau, en zij kan
onmiddellijk tanken. Ik haal 100 Grivna’s (ongeveer tien Euro) te voorschijn en stop
het hem in de handen. Ook ik kan nu ongeveer tien liter nafte tanken. Na het
tanken bestel ik nog een frisko, en terwijl ik die opeet komt hij nu toch
plots wat meer geïnteresseerd naar de moto kijken. Ik zeg hem dat ik uit België
kom. Ik laat hem dan een foto van mij nemen, en na wat aandringen mag ik ook
een foto van hem nemen bij de moto. Ik verlaat hem terwijl hij mij lachend
uitwuift. Rond het middaguur bereik ik Zhytomir. Zhytomir is een
middelgrote provinciestad waar alles en iedereen omheen rijdt op weg van en
naar Kiev. Zonder hoogtepunten is Zhytomir toch een mooi proper stadje
gelegen aan de Teteriv rivier. Ik passeer langs de zuil van de eeuwige roem, een typische
bombastisch sovjet-reliek. Het Kosmonauten Museum met een Soyoez ruimteschip
heb ik niet gezien. Vanaf hier begint de autosnelweg naar Kiev. Ik ben blij als die achter mij ligt en ik zonder problemen de
parking van Hotel Rus oprij. Hotel Rus is een enorm hotel met 18
verdiepingen. Het hoort nu bij de Accor-groep, en is ook navenant
gemoderniseerd. Ernaast is een enorm voetbalstadion in aanbouw, met het oog
op het Europees kampioenschap volgend jaar. We eten allen samen in een typisch Oekraïens restaurant. Tegen
twaalf uur kan ik uiteindelijk in bed. Dag 10 (maandag 30 mei 2011): Kiev – verblijf Vanop de 13e verdieping heb ik reeds een wijds zicht op de
ontwakende stad. Vanop deze hoogte lijkt de parking minuscuul. Het ontbijt wordt aangeboden onder de vorm van een uitgebreid
buffet. Kiev is de hoofdstad van de Oekraïne, een stad met 2,7 miljoen
inwoners. Voor zo een stad valt het verkeer best mee. De stad heeft dan ook
een heel efficiënt metronet en bussysteem waar we verschillende keren van
gebruik zullen maken. Het oude Kiev is gesitueerd op de westelijke
rechteroever van de rivier de Dnjepr. 100 km stroomopwaarts bevindt zich
Tsjernobyl. Om 9 uur staat de lokale gids klaar voor de rondleiding door
Kiev. Met het metrostation vlakbij is de oude binnenstad eenvoudig te
bereiken. De metro is een belevenis om ten minste één keer te doen. Het
diepste metrostation ligt 100 meter onder het maaiveld! Voor een
(gecombineerde) rit betaal je omgerekend 18 Eurocent. De stad doet echt Westers aan. Je vermoedt niet dat je
hier (wat oosterlengte betreft) bijna in Moscou zit. Veel dure
auto’s, mooi verzorgde huizen. Veel grote universiteitsgebouwen. Een eigen
gebouw voor leraars en onderwijzers van de ganse stad. We zien onderweg de ‘Golden Gate’. Wat verder een enorm plein waarrond verschillende kathedralen met
gouden koepels. Langs Andriïskiy, de oudste straat van Kiev, dalen we af naar de
middenstad; hier staan massa’s kraampjes en kunstenaars opgesteld. Het doet
wat denken aan Montmartre. Het verkeer in Kiev is lang niet zo chaotisch als in Lviv. Ik vermoed
dat de metro daar voor iets tussen zit. Chauffeurs laten gemakkelijk
voetgangers oversteken; je hoort hier nauwelijks of niet toeteren. We duiken wat later weer de metro in en wandelen dan door een
park met vele monumenten, en een wijds zicht op de beneden geleden Dnjepr en
de moderne stad aan de linkeroever. “Je hebt Kiev niet gezien als je niet onder de grond bent
geweest”. Deze uitdrukking heeft niet alleen betrekking op de metro, maar
zeker op het holenklooster Kiev-Petsjersk Lavra. Het is één van de vier
belangrijkste religieuze centra van de Orthodoxe Kerk. In een ondergronds
gangenstelsel met een lengte van ongeveer 30 km bevinden zich kapellen,
gebedsruimtes en grafkelders. Een klein deel is open voor bezichtiging. Je
ziet glazen doodskisten met daarin lijken van heilig verklaarde monniken. Je wordt heilig verklaard als je na afkoken van het vlees bleke
botten blijkt te hebben, of als je lichaam niet wegrot maar mummificeert. Bedevaarders kussen elke lijkkist die ze tegenkomen. Bovengronds
is het kloostercomplex met al zijn gouden koepels op zijn minst indrukwekkend
te noemen. Rond 15 uur splitst de groep zich op. Willy, Yvette en Caroline
gaan op het gemak terug naar het hotel, en onderweg wat shoppen en terrasjes
doen. De rest gaat opnieuw richting Andriiskiy. Hiervoor nemen we eerst een
bus, dan opnieuw de metro, en vervolgens de funicular, een kabeltram welke
ons optrekt naar de bovenstad, zodat we Andriiskiy afdalend kunnen
doorwandelen. Luc en ik splitsen ons hier nog eens af van de rest van de
groep om nog wat meer te gaan bezoeken. Eerst de oudste kerk van Kiev, waar enkele mensen liederen
inoefenen samen met de priester: ze amuseren zich en vinden het leuk dat we
staan luisteren. Uiteindelijk nemen we weer de metro en sporen ondergronds naar
het enorme spoorwegstation van Kiev. Dit is echt het knooppunt van het enorme
spoorwegstelsel, dat Oekraïne nog steeds deelt met Rusland, en welke dus voor
goede verbindingen zorgt met Moscou. Dan weer de metro in de richting van net hotel. Maar eerst nog
een oud fort bezichtigd, dat naast het hotel ligt. Van het grote militaire domein is een groot deel verdwenen om
plaats te maken voor gore woonkazernes. Je ziet hier goed dat Kiev ooit gebouwd geweest is op een
heuvelachtig gebied aan de oevers van de Dnjepr met het oog op de verdediging
van de stad. Om halfacht bereiken we het hotel. Dag 11 (dinsdag 31 mei 2011): Kiev – Chernihiv 235km Vandaag steken we de Dnjepr over naar het noordoosten. We hebben
een relatief korte etappe voor de boeg, maar deze voert ons wel grotendeels
over lokale wegen. Rond de middag zullen we een bezoek brengen aan een
kindertehuis, waar we de lunch zullen gebruiken. Onderweg zien we echt vele en grote velden die goed bewerkt
worden. Oekraine doet hier zijn naam van graanschuur van Europa wel degelijk
eer aan. De wegen zijn breed en goed belommerd door de bomen en struiken
aan de kant. Tegen de middag komen we aan in het kindertehuis. Kinderen van 4
tot 15 stromen samen rond de moto’s. Hier hebben ze reeds weken naar uitgezien.
Zij die willen kunnen eens op de (stilstaande) moto zitten met fotoshoot
erbij. Sommige zijn wees, anderen zijn geplaatst door hun ouders zelf of door
de kinderbescherming. De infrastructuur van het tehuis is primitief en oud, maar toch
zo goed mogelijk onderhouden. We krijgen zo goed als alle faciliteiten te
zien, die elk apart ondergebracht zijn in een soort barakken, de ene al ouder
dan de andere, maar de meeste duidelijk in renovatie, en meestal aan
renovatie toe. De lunch is een verrassing; we eten hetzelfde als de kinderen. Ik kan dit het best omschrijven als lekkere eenvoudige
boerenkost. Om 18 uur komen we aan in Chernihiv, de meest oostelijke stad
van onze reis, en reeds dicht tegen de Russische grens. Het is nog steeds 30
graden. Dit is het verste punt van onze reis. Overmorgen begint de terugtocht
langs een meer zuidelijke route. Hier in Chernihiv blijven we opnieuw twee
nachten. Onze moto’s komen op de bewaakte parking naast het hotel. De
parkeerwachter is nerveus omdat we de parking oprijden zonder ticket van de
hotelreceptie. Daarvoor moeten we eerst inchecken. Hij loopt rond, over en
weer, belt, en is uiteindelijk opgelucht als hij na een halfuur mijn ticket
in ontvangst mag nemen. Zulke toestanden lijken ons in eerste instantie
ergerlijk, maar ik leer wel begrip opbrengen voor die mensen zelf, die
overigens heel erg meevallen. Het hotel is proper, maar ademt de strenge sovjet-bureaucratie
uit. Het moet er toch nog diep inzitten hoewel je daar op straat niets van
merkt. Daar lijkt alles los en gemakkelijk. ’s Avonds gaan we eten aan de grote avenue. Vanaf 19u is de
binnenstad verkeersvrij: het is dus aangenaam aan de straatkant. Dag 12 (woensdag 1 juni): Chernihiv – verblijf Vandaag is het woensdag. De eerste zonnestralen komen reeds
vanaf 4 uur ’s morgens mijn kamer binnen. Er zijn geen
verduisteringsgordijnen. De warmte dwingt mij om zes uur op te staan, maar
een koffie brengt mij al gauw bij mijn positieven. Dit hotel (,evenals alle vorige,) heeft internet, maar hier
enkel in de lobby. Om kwart voor acht komen Luc en Caroline, en we gaan op zoek
naar de ontbijtruimte. Het ontbijt wordt geserveerd in het café naast het
hotel. Er is een mooi eenvoudig terras aan de straatkant. De bestelling is
alweer een uitdaging. We kunnen kiezen uit vier menu’s, elk bestaande uit
vijf items. Het dienstertje is erg vriendelijk en gewillig, maar items
onderling uitwisselen blijkt niet mogelijk. Er komt zelfs een chef aan te pas
om ons dit uitvoerig te komen uitleggen. Het meisje loopt voortdurend over en weer om telkens een
kleinigheid te brengen, en vergeet dan bijna nog de helft van mijn menu te
brengen. Ze zit er erg verveeld mee. Even later komen de anderen toe, en nu kan er wel plots
gewisseld worden in de menu’s, omdat de muesli onverwacht op is. Chernihiv is een stad met 300.000 inwoners, wijd uitgesmeerd
over een uitgebreide bosrijke omgeving. De stad wordt ook wel eens het open
lucht museum van de Oekraïne genoemd. Geweldige kerken met gouden koepels
zijn vanuit de wijde omtrek al te zien. Omdat alle bezienswaardigheden toch enigszins verspreid liggen,
hebben we een minibus met gids afgehuurd voor een halve dag. De gids is een
ernstige magere piekfijn geklede jongeman. Hij neemt zijn job erg ernstig en
weet ons heel wat te vertellen in keurig Engels. We passeren voorbij een grote brouwerij waar Stella Artois
gebrouwen wordt. Kathedralen en kerken hebben de woelige geschiedenis vrij onbeschadigd
doorstaan en de industriële revolutie van de voormalige Sovjet Unie is
nagenoeg aan de stad voorbij gegaan. Deze stad bezit bijna de helft van de
oudste kerken van Oekraïne. De ondergrondse stad van kloosters, kerken en
catacomben is zo mogelijk nog groter dan het Kiev-Petsjersk Lavra in
Kiev. Buitenlandse toeristen zie je hier niet. Wel hordes devote (jonge)
vrouwen met een sjaaltje op hun hoofd. We duiken de verfrissend koele catacomben in. Terug buiten is het warm en drukkend. Een of andere soort
populier geeft enorm veel zaadpluisjes af. Het lijkt wel te sneeuwen in de
ganse stad. Mijn haar en kin zitten vol kriebelende pluisjes. Na de middag hebben we nog ruim de tijd om Chernihiv van
dichtbij te bekijken, of voor sommigen om eens een echte rustpauze in te
lassen. Edwin, Luc en ik gaan op stap, bezoeken een boekenwinkel, een
bakstenen kerk, en bereiken het enorme Rode Plein dat hobbelig geplavuisd is
met bakstenen. We passeren langs een groot bioscoopcomplex en lopen doorheen
een permanente markt. Daar koop ik een stel snelbinders om mijn zijkoffers
niet te verliezen op de hobbelige Oekraïense wegen. Op de grote laan doorheen de stad krioelt het van mensen en
kleine bussen; hun capot staat open om wat extra afkoeling te verzekeren. Om acht uur ’s avonds gaan we op pad naar een restaurant aan de
oevers van een zijriviertje van de Desna. Na een tweetal kilometers bereiken
we het blokhuttenrestaurant. Het quasi stilstaande water is bedekt door een
witte laag pluisjes. Er zitten heel wat muggen, ik sla er een dood op mijn
hand, maar ben te laat en even later verschijnt een dikke bobbel. Ik ben blij
dat ik mijn bottienen aanheb. Terwijl ik dit verslag tik bestelt iedereen zijn maaltijd,
moeizaam gekozen uit een enorme lijst Oekraïense gerechten. Ondertussen komt een geblondeerde Oekraïense poes giechelend
aanpappen met Louis en naast hem op zijn stoel zitten. Ze is mooi en lief, en
wil met hem op de foto. Ja, Louis heeft dan ook wel iets van een Sinterklaas,
maar dan in hippie-versie. Sommige vrouwen krijgen daar misschien wel wilde
dromen van… Haar vriend kijkt lachend toe en geeft voortdurend commentaar. PS: Het is pas enkele jaren later dat ik tijdens een cursus
‘Russisch voor beginners’ de clou van dit voorval doorkreeg. Louis lijkt
sprekend op Grootvadertje Vorst (Djed Maroz in het Russisch), een
sprookjesfiguur die vaak samen te zien is met zijn blonde kleindochter
Snegoerotsjka. Kortom toch de Russische versie van Sinterklaas en Zwarte
Piet. Nu sluit ik af: de dienster komt met het eten… Na de maaltijd terug naar huis door een donkere rustige stille
stad. Ik ben opnieuw blij dat ik mijn bottienen aan heb. Dag 13 (donderdag 2 juni 2011): Chernihiv – Kiev – Bila Tserkva 270km De maaltijd van gisteravond ligt nog op mijn maag. Een koffie
doet het wee gevoel al snel verdwijnen. Het is hier broeierig warm op mijn
kamer en ik zet de airco aan. Om zes uur rijdt de vuilkar langs en probeert iedereen wakker te
maken die nog aan het slapen was. Vandaag neemt onze reis een andere wending: het zal nu
stilaan weer westwaarts gaan. Een tussentijdse beschouwing over deze
reis is misschien wel even aan de orde. De groep hangt nog goed aan elkaar; er zitten geen storende
elementen tussen. Het vervelendste is misschien nog wel het rokershoestje van
Louis, dat Edwin uit zijn slaap houdt. Daar moet wat aan gedaan worden. Het weer zit heel erg mee tot nu toe, en het lijkt er niet
op dat dit snel zal veranderen. Oost-Europa is gemakkelijk te bereizen; het verkeer vormt zelden
een probleem; ook hier zijn goede hotels. Er is overal snel internet. Sjapoo
voor Motortrails voor de goede keuzes. De wegen zijn minder, maar daarvoor koos ik voor een Transalp;
een van de beste motoren die ik ooit had. Er is tot nu toe nog geen vijsje
losgekomen. Enkel even de ketting smeren elke 500 km: 5 minuutjes werk. Een basiscursus Russisch is wel een must als je hier op eigen
houtje naar toe wil komen. Het wordt dus vandaag een overbruggingsetappe zonder
hoogtepunten. ’s Ochtends rijden we door het dunbevolkte stroomgebied van de
Desna terug naar Kiev. Via de Ringweg van Kiev rijden we aan de zuidkant van
de stad het platteland weer op. Dit schreef ik ’s morgens, maar het liep wel even anders… ’s Morgens vertrok ik enkele minuten eerder om nog wat foto’s te
maken. Bij het klaarmaken van de moto’s worden we omringd door hotelpersoneel
die plots hun terughoudendheid verloren hebben en lachend bij ons komen
staan. Ze geven giechelend commentaar. Een vergane glorie die niet op haar
mondje gevallen is wil samen met mij op de foto. Zelfs de stijve securityman
lacht en zwaait als ik wegrij. Eerst dus nog een fotootje gaan maken van het mooie
stationsgebouw. Bij het verlaten van de stad zie ik in de verte de anderen rijden,
maar vergis mij zelf even aan een klaverblad, en zie een politiecontrole
aan de overkant. Ik moet terugkeren om de juiste oprit te nemen en moet dus
voorbij die politiemannen passeren. Jawel, één van hen doet mij stoppen en
vraagt mijn papieren. Hij is niet onvriendelijk, maar ik versta hem niet, en
hij verstaat mij niet, en mijn papieren zijn volgens hem duidelijk niet in
orde. Hij probeert mij vermoedelijk wat geld af te troggelen, maar is dit
niet gewoon, en kan het mij niet uitgelegd krijgen. Ondertussen ratel ik dan
maar in het Watervliets vriendelijk door dat ik uit België kom en met
een groep op reis ben, blabla blabla. Na een vijftiental minuten rustige
vriendelijke Babelse spraakverwarring haal ik mijn paspoort opnieuw uit, wijs
hem op de stempel van de douane met daarop het woord Oekraïne en ik zei hem
resoluut: ‘Papers OK’, en steek mijn paspoort en mijn papieren weg. Hij wuift
berustend ‘OK, rij maar’ en gebaart dat ik voor Kiev rechts moet afslaan. Na een half uur hobbelen over de Oekraïense wegen haal ik dan
Luc en Caroline in; met hun straatmachines hebben ze het wel wat moeilijker
dan ik. Samen bereiken we een oude gedemilitariseerde militaire basis waar we
op een terrasje Edwin en Jerry aantreffen en een koffie bestellen voor minder
dan 25 Eurocent. Ik rij vanaf hier verder met Edwin en Jerry. Aan de stuwdam over de Djnepr slaag ik er in een kleine
videoshoot te nemen, alvorens de politie mij (alweer!) bruusk sommeert om te
stoppen met fotograferen en verder te rijden. Er waren net wegenwerken aan de stuwdam aan de gang en we worden
verplicht om te rijden, waardoor we ons vastrijden in een achterbuurt. Via
een zandweggetje bereiken we uiteindelijk bijna de ring rond Kiev
we wanneer ineens een cafetaria zien waar we misschien een kleine hap
kunnen krijgen. Het wordt een halve gegrilde kip voor ons drieën, met enkele
sneden brood. Iets anders hebben ze niet, en meer hebben ze ook niet. Tijdens
het wachten verbroederen we met enkele vriendelijke geklappige inboorlingen.
Wanneer we Nikita, het zoontje van vijf, eens laten plaatsnemen op de moto,
met een foto erbij, gaat de vader als dank even drie grote roomsoezen halen.
We beloven hem de foto’s via email door te sturen. We rijden weg en 1 minuut later belanden we op de ring rond
Kiev. Het is heel druk, ik rijd voorzichtig en traag voorop, en het lijkt een
eeuwigheid vooraleer mijn GPS ons de juiste provincieweg opstuurt. In Bila Tserkva logeren we in een hotel waar we volop kunnen
proeven van een “vleugje vergane glorie uit het sovjet tijdperk”. Het
personeel aan de balie en op de verdiepen, en er loopt er hier heel wat, is
heel vriendelijk, maar hun bureaucratische sovjetgewoonten hebben ze nog niet
verloren. Het is interessant om dit alles te observeren. Naast het hotel is een café met een mooi groot terras. Het is
daar zo leuk dat we de tafel ineens reserveren om er deze avond te komen
eten. Na een rondje gaat iedereen zich opfrissen. Ik ben de enige die reeds
gedoucht was en blijf zitten om mijn verslag van vandaag af te werken. Nu moet ik op zoek naar een plaats waar ik internet heb, want
ons hotel is het eerste waar geen Wi-Fi is. Toch nog even vragen aan de
receptie. Ik wandel even rond en vind internettoegang in Theater Brum
rechtover het hotel. Als ik terugkeer is iedereen gedoucht of verfrist, en wachten ze
op mij voor de briefing. Vervolgens eten en gaan slapen. Dag 14 (vrijdag 3 juni): Bila Tserkva – Kamyanets Podilsky 370km Vroeg aan de ontbijttafel want we toeren vandaag ruim 350 km
over plattelandswegen, dwars door het ‘echte’ Oekraïne, opnieuw richting
Karpaten. In deze traditionele regio vind je de meest vruchtbare aarde van
het land, en is dan ook de graanschuur van de Oekraïne. Op km 36 begint de kasseiroute van 15 km. Leuk is anders. Maar
het is een goede test voor de daverbestendigheid van moto, koffers, en
berijder. Ik hou even halt om hier Luc, Caroline en Willy in actie te filmen. Na een 80 km zijn we aan wat rust toe. Ik doe de groep stoppen
aan een soort winkeltje met terrasstoeltjes en tent. Ik bestel voor 7
personen; de vrouw achter de toog telt vliegensvlug alles samen met een enorm
houten telraam, tikt dan op haar rekenmachien 138, in en toont mij het
bedrag. Ik verschiet toch wel even van de 138 Hryvna (omgerekend 13 Euro),
maar het blijkt 13,8 Hryvna: dus 1,34 Euro voor 7 personen !! Omdat alles zo goedkoop is doen de anderen hun voorraad proviand
op. Deze streek doet mij denken aan Frankrijk, maar dan met de wegen
van 50 jaar terug. Opvallend is ook dat heel veel dorpjes gelegen zijn aan
een soort meertje, kunstmatig gevormd door de rivier lichtjes af te dammen.
Ook dát tref je regelmatig in Frankrijk aan. Onderweg is enkel de prachtige natuur het bezien waard. We
hebben ook geen tijd om nog wat meer uit onze namiddag te puren, want
vanavond wacht ons de heel mooie vestingstad Kamyanets-Podilsky. Deze is
gelegen in de uitlopers van de Oekraïense Karpaten, gebouwd boven op een
rotseiland, nagenoeg geheel omsloten door de Smotrich rivier. Om 17 uur kom
ik aan. Het hotel ligt vlak bij de burcht. Ik smeer de ketting en de
ophanging, en controleer wielen en bevestiging van de koffers, want die
hebben het vandaag hard te verduren gekregen. Hier is gelukkig internet aanwezig. We maken ons snel klaar om seffens de stad in te duiken. We
passeren een enorme stenen brug over het kleine riviertje dat langsheen de
versterkte stad loopt. Het is nog warm en aan de oever hebben zich baders en
zonnekloppers geïnstalleerd. Terwijl Luc, Jerry en ik in het stadje nog even een dweiltje
slaan, zoeken de dames samen met Willy en Edwin een terras-restaurantje. Na
een half uurtje komen we terug; Yvette zegt dat wij de keuze hebben tussen
een Oekraïense variante op Pizzahut en een duister terrasje rechtover, waar
net een grote tafel vrijgekomen is. Yvette durft daar niet meer opnieuw gaan
kijken want ze is reeds tweemaal geweest. De keuze is snel gemaakt en we
kiezen het duistere terrasje. De garçon (eigenaar?) bekijkt mij even
verwonderd als ik hem de kaart vraag; ze hebben een ruime keuze…maar in het
Oekraïens. Het wordt behelpen, want onze tolk Jelena is er nog niet bij: zij
en Louis hebben vertraging omwille van een remprobleem van de volgwagen. De keuze van het restaurantje blijkt uiteindelijk een succes;
met veel gebaren en mits de schreeuwerige uitleg van de vriendelijke garçon
krijgen we algauw een lekkere maaltijd voor heel weinig geld. Jelena en Louis hebben ons uiteindelijk ook gevonden; de wagen
had een remblokje verloren, en de remcilinder was er bijna uit gefloept:
levensgevaarlijk ! Net op tijd hersteld. Vijf voor twaalf eindelijk in bed. Dag 15 (zaterdag 4 juni): Kamyanets Podilsky – Voronet (RO) 200km Het ontbijt in Hotel Ksenia is alweer een staaltje van oude
sovjet-cultuur: er staat een tafel klaar voor 9 personen, in een enorm
vernieuwde feestzaal, waar de kitsch bijna letterlijk van het plafond druipt.
Zes personeelsleden staan klaar om ons ontbijt klaar te maken. Plots worden
negen gevulde schotels gebracht: een dubbel paardenoog met schijfjes worst, kaas,
komkommer, tomaat en boter, van elk 1 klein schijfje. Voor de koffie gaat een
bijna lege pot Nescafé rond. Halfweg de tafel rond is hij leeg, waarna hij
een klein beetje bijgevuld wordt. We nemen afscheid van Jelena en vertrekken. Louis ligt echter
nog in bed te slapen. Onderweg een Lada met daarin een familie en bloemenkransen en
bovenop een beklede lijkkist, vermoedelijk op weg naar de begrafenis. Nog verder op de autostrade een paard met hooiwagen in draf. In een winkeltje annex terrasje aan de kant van de weg neem ik
samen met Edwin en Jerry een koffie, en sla ik wat proviand op. We passeren nog één grote
stad vóór de grens: Chernivtchi. Deze stad was 250 jaar lang de derde
grootste stad van het Habsburgse rijk. Het is er zaterdagmarkt: een enorme markt en een drukte van
jewelste, vergelijkbaar met de drukte van het autosalon. Na een half uurtje bereiken we de douane. De Oekraïense kant is
weer een processie langsheen de papiertjesverleggers. Ik rij op kop van de
moto-file; mijn paspoort wordt grondig gecontroleerd door verschillende
mensen, en als ik ze terugkrijg zeggen ze dat ik nu naar de paspoortcontrole
mag. Dan de Roemeense douane. Een enorme file. De fileschuivers
zeggen dat we moeten aanschuiven bij de transieters, maar dan komt een
douanier op mij af dat ik daar niet langs mag… en hij gebiedt ons met onze
moto’s de lege rij voor het Corps Diplomatique te nemen. Hij begint in het
Frans en het Engels: jullie hebben toch geen drugs bij? Een vluchtige inzage
in ons paspoort en een vriendelijke opmerking over mijn kort haar, en op nog
geen twee minuten zijn wij de ganse douane gepasseerd, terwijl die andere
auto’s er nog wel een tijdje zullen staan. Roemenie… wat een verademing, wat een verassing; goede moderne
wegen met (overdreven) bewegwijzering. Ik waan mij wel in Oostenrijk. We hebben de hele middag de tijd om te dwalen door dit leuke
heuvelland, langs deze juweeltjes van het Europese cultureel erfgoed. En
passant genieten we van de traditionele bergdorpjes en Roemeense folklore. Deze streek is de Moldova, ook wel genoemd de Bukovina; niet te
verwarren met het buurland Moldova (Moldavië). Onderweg drie nonnenkloostertjes met beschilderde kerkjes
bezocht. Het zijn de bijzonder fraaie met fresco’s beschilderde kloosters van
Bucovina in de Roemeense Karpaten. Het eerste blijkt achteraf het mooiste. Een vierkant grondplan
met daarrond hoge vestingmuren, en op elke hoek een indrukwekkende
wachttoren. Dit klooster was duidelijk een toevluchtsoord voor de bewoners
van de streek in barre tijden. Het nonnenklooster zelf is aangebouwd tegen de oostelijke muur.
Er zijn opvallend veel piepjonge nonnen. Binnen de muren is een mooie tuin
met veel bloemen. De nonnen zijn vermoedelijk van het vrouwelijk geslacht,
hoewel dat onder die zwaar omhullende kleren en kap niet altijd duidelijk is.
In het midden van de tuin staat dan het unieke kerkje: de muren zijn gans
beschilderd met ontelbare taferelen uit de bijbel. Om de muren te beschermen
tegen regen, zon, wind en sneeuw, staat het houten dak er boven op als een
enorme strooien (houten) punthoed. We rijden naar het volgende historisch kloostertje, maar niet
iedereen gaat kijken. Sommigen van de groep houden de kerkjes voor bekeken en
zoeken een terrasje op. Het tweede kerkje is even mooi, ook te midden van een mooie
tuin, maar er zijn geen zware vestingmuren. De nonnen lijken mij van
hetzelfde merk en even vers als in het vorige klooster, even streng en even
stuurs. In het kerkje is net een huwelijksviering aan de gang. Een jong
koppeltje dat net binnenkomt gaat voor een icoon in glazen kist staan en
slaat een reeks kruistekens na elkaar, aanraken van de eigen linker voet,
weer een reeks kruistekens, nu het aanraken van de eigen rechter voet, weer
een reeks kruistekens, en dan kussen ze een icoon achter glas, waarna ze de
kruisteken-voet-reeks herhalen; dan naar de volgende heilige en alles weer
opnieuw. De huwelijksviering kon ik niet echt zien, maar wel horen: de
‘sound’ geleek op deze bij ons. Voor een bezoek aan het derde klooster blijft slechts één
kandidaat over, den dienen met zijnen ouwen Transalp; de anderen volgen niet
meer. Het Humor-klooster blijkt opnieuw een gelijkaardig kerkje, maar ditmaal
omgeven door een houten omheining en enkele restanten van vestingmuren. De
tuin is mooi en goed onderhouden. De nonnen zijn opnieuw van de partij om het
inkomgeld te innen en het souvenirwinkeltje te runnen. Ik kijk wat rond en
kan net een rondleiding voor een Duitse groep wat meevolgen. Als ik wegrij is
het ‘manastirea’ reeds gesloten; het is zes uur gepasseerd. v Het pension waar we vanavond overnachten is gloednieuw. Het
dienstertje heeft haar eerste werkdag, en spreekt wat Engels. We worden hier goed bediend. Wat een verschil buiten Oekraïne. De Roemenen zijn vriendelijk, spontaan en open. Die eerste
indruk zal de twee komende dagen enkel nog bevestigd worden. Tussen haakjes, Willy en Yvette hebben een Roemeense
schoondochter. Dag 16 (zondag 5 juni): Voronet – Sighetu Marmatiei 220km De dag start alweer met een toch bemeten ontbijt met een
piepkleine espresso. Een tegenvaller voor mij dus. De bergen lonken. Vandaag eindelijk weer een echte bergetappe.
De Prislop pas is met 1416 meter het dak van deze reis en daarna rijden we de
regio Maramures binnen. Maar eerst nog het laatste kloostertje van Voronet dat net bij
ons hotel gelegen is. Dan op naar de Maramures doorheen de echte Karpaten. Op een uitzichtpunt hoog in de bergen kopen Jerry en ik onder
deskundige begeleiding van Louis een schapevelleke, dat we die avond in twee
zullen delen. Een goede investering, zal enkele jaren later blijken. Hier is het heel anders dan in Moldova: primitiever, slechte
wegen, rommeliger, minder goed bewegwijzerd. Zelfs de Roemenen grappen dat
hier in 100 jaar niets is veranderd. Wij rijden door de bijzonder fraaie Izei
vallei, beroemd om de eeuwenoude houten kerken, lokaal houtsnijwerk en fraaie
klederdracht. Het is zondag, en de mensen lopen op straat op hun zondags. Het
ziet er wel koddig uit. Een mooie namiddag. Ik maak verschillende keren contact met de
inboorlingen, maar de taal is een grote barrière, hoewel ik hier en daar een
woord versta. Bij een kerkje komt een oude man op mij af. hij is heel
vriendelijk en doet mij een uitgebreid verhaal waar ik slechts nu en dan
een verstaanbaar woord van opvang. Het gaat over de periode onder Ceaucescu,
waarbij ook zijn vader de dood vond, en waarbij hij mij wat verdoken de
huizen aanwijst waar collaborateurs van het vroegere regime (nu nog) wonen.
Wanneer hij uiteindelijk met de fiets wegrijdt, keert hij na een tiental
meter terug en begint nog een heel verhaal. Uiteindelijk druipt hij af. Oef… Tweemaal zit ik in een kortstondige regenbui, voor het eerst
deze reis. Alles droogt algauw weer op. In Barsana is er weer een klooster, een enorm groot ditmaal. Je
kunt gerust zeggen dat dit het hoogtepunt is van het Roemenië-gedeelte van
deze reis. Er wordt net een fotoshoot gedaan van een pas gehuwd koppeltje. De
familie is in lokale traditionele klederdracht. In een van de kerkjes is een
kerkdienst aan de gang met nonnengezangen. Even later arriveren we in het bescheiden grensplaatsje Sighetu
Marmatiei, aan de westkant van de Karpaten. Ons hotel is heel goed; een, en
mooie gerieflijke kamers. In het restaurant van het hotel luisteren we naar
traditionele Roemeense muziek en zang. We eten hier lekker en spotgoedkoop.
Even voor twaalf uur gaan we slapen. Dag 17 (maandag 6 juni): Sighetu Marmatiei – Tokaj (H) 240km Vroeg wakker dit maal. Om 5 uur voel ik mij fit en in supervorm. Ik werk verder aan het verslag van gisteren en eergisteren. Het ontbijt is een eenvoudig buffet; een verademing na de vorige
dagen. Het loopt toch even mis als ze kleine espresso’s willen brengen. Ik
kan na wat onderhandelen bekomen dat ze 8 espresso’s brengen in extra
grote tassen + een kan heet water, zodat iedereen naar believen water kan
toevoegen. Vanochtend voor vertrek brengen we nog eerst een bezoek aan een
voormalige gevangenis van de Securitate, waar ten tijde van het communistisch
regime de meest gevreesde tegenstanders werden ‘opgeborgen’: priesters,
politici, academici, studenten. Het is duidelijk dat de communistische periode bij heel wat
mensen diepe wonden heeft geslagen. Spijtig dat alles in het Roemeens is,
hoewel het museum er gekomen is met internationale subsidies. Vermoedelijk
heeft men alle slachtoffers en al het onrecht zo volledig mogelijk willen
opsommen, wat de verwerking door de bevolking ten goede komt, maar de
buitenlandse bezoeker te weinig overzicht geeft over het geheel. Toch wel een
indrukwekkend geheel. Terug buiten hervatten we de motortrip richting Hongarije.
Onderweg passeren we het vrolijke kerkhof. Daarna laten we de Roemeense Karpaten achter ons. De vlakte voor
de grens met Hongarije is goed ontwikkeld en redelijk proper. De
grenscontrole gaat snel: Roemeense douaniers zien we niet. De Hongaren
bekijken slechts vluchtig even mijn paspoort en mijn nummerplaat. Hongarije. Proper, ordelijk, vriendelijk, maar niet opwindend.
Via een lange rechte weg vol vrachtwagens bereiken we Nyiregyhaza, en even
nadien het dorpje Tokaj. Hier loopt het weer mis. Onze kamers blijken pas gereserveerd
voor morgen, en Louis is hier nog niet. Ik onderhandel met de uiterst
vriendelijke hotelbaas, Babi Huli, telefoneer met het Tsjechisch
reservatiebureau dat alles regelde, en even nadien slagen we er in om toch
vijf kamers te verkrijgen, waarvan 1 weliswaar iets minder van kwaliteit is.
Als tijdelijke leader kies ik de voor mij beste (koelste) kamer, want ik
gebruik niet graag airco als ik slaap. We hadden vandaag de warmste en doefste dag van de hele reis. Even na onze aankomst begint het te onweren. We gaan goed en
goedkoop eten in dit oude dorpje-stadje. Tokaj ligt in het hart van Hongarije’ s beroemdste wijnstreek.
De regio met wijngaarden en eeuwenoude wijnkelders staat op de
Werelderfgoedlijst. Wijnproeven is hier dan ook een geliefde bezigheid. ’s Nachts is het broeierig en regent het. Dat belooft voor
morgen… Ze voorspellen hitte en regen. Dag 18 (dinsdag 7 juni): Tokaj – Budapest 265 km Vannacht heeft het heel wat geregend. Vanmorgen een redelijk ontbijt zonder eieren. Bij vertrek is het droog. Er is een aangenaam frisse wind
doordat de wind en het vocht samen voor afkoeling zorgen. We slingeren door het Matra bergland langs de Slowaakse grens,
ons laatste snufje Karpaten, en rijden verder naar het westen, genietend van
de ‘hoogste toppen’ van Hongarije, op weg naar een nieuw hoogtepunt van de
reis: Budapest. Dit slingerende wegje doorheen de bossen is wel 50 km en brengt
ons dan plots in Eger, een stadje met veel barokke gebouwen en een citadel
die er boven uit troont. Je ziet hier schijnbaar geen buitenlandse toeristen. De benedenstad is verkeersvrij. Het is reeds warm. Tijd voor een
ijsje, dat ik al wandelend oplepel. Dan met de moto naar de citadel, waar schoolreiskinderen zich
uitleven. De citadel is niet zo bijzonder, maar het uitzicht over de
benedenstad is wel mooi. En nu weer verder. Het is warm. Opnieuw moet ik beroep doen op
de airco onder mijn motovest. De meeste beslissen de laatste 60 km naar
Budapest af te leggen via de autostrade. Ikzelf rijd verder naar Godolo
(Geudeuleu) waar keizerin Sissi (Romy Schneider) een groot deel van haar
leven doorbracht. Ik zie het kasteel, maar dat is ook alles; het kasteel is
volledig afgezet door nadarhekkens en tientallen politiemannen. Vermoedelijk
een bezoek van een of andere hoge pief. Ondertussen is het zachtjes beginnen druppelen, maar dat duurt
niet lang. Ik bereik even later Budapest, waar ik mij met enige moeite
doorheen het verkeer worstel tot aan het hotel. We overnachten in hotel Mercure, in het stadsdeel Buda, op de
westoever (rechteroever) van de Donau, dicht bij het historisch centrum. Het hotel is van de groep Accor (net zoals Ibis en Etap, en
hotel Rus in Kiev). Alles is dus in orde. Dag 19 (woensdag 8 juni): Budapest – Verblijf ’s Morgens om 7 uur een uitgebreid ontbijtbuffet. Ik eet niet te
veel, want ik heb een zware wandeling met beklimmingen en afdalingen voor de
boeg. Om 8 uur steek ik het parkje aan het hotel over en klim naar
boven, naar de oude burchtstad. Budapest heeft twee gezichten. Op de westoever van de Donau ligt
Buda, uitgesmeerd over lichte heuvels met de hooggelegen burchtstad als
dominante stadsmarkering. Aan de overkant van de Donau ligt dan Pest, op de vlakke
oostelijke linkeroever. De burchtstad zelf is bijna een vierkante kilometer groot. Een
bezoek neemt dan ook enkele uren in beslag. Plots begint het redelijk hard te
regenen. Van de ganse groep heb ik het minst bagage mee, maar ik ben de enige
die al het nodige meeheeft. Ik haal dan ook mijn paraplu boven en wandel
verder. Ergens verborgen op een binnenkoertje vind ik een mooi
lederwarenwinkeltje. Ik koop hier een nieuwe portefeuille. Mijn huidige is 15
jaar oud en een van de naden begint los te komen. Ik kocht die in de grote
bazaar in Istanboel. Hopelijk is de kwaliteit even goed. Ik zie hier ook nog een paar Trabantjes en ook zo een Russische
vierwielaangedreven camionet, evenals een oude R100GS. Langs een parkje bij het koninklijk paleis daal ik af naar de
benedenstad en bereik de kettingbrug, die mij over de Donau in Pest brengt. Een
half uurtje later stopt het definitief met regenen, en wat later komt de zon
er zelfs door. Om 13 uur neem ik een klein menu in een ‘cantina’ van de
inboorlingen die hier plots net na mij in massa komen aanschuiven om hun
lunchpauze te nemen. Ragoutsoep en daarna rijstgerecht met kaas. De metro is hier al meer dan 100 jaar oud en telt nu drie
lijnen. Onder de grond is echter niet veel te zien, en ik zet mijn
vermoeiende voettocht verder langsheen de highlights van Pest. Dit stadsdeel
moet het vooral hebben van monumentale winkelstraten en historische gebouwen.
Vooral 200 jaar Habsburgse overheersing heeft zijn sporen nagelaten in het
straatbeeld. Het is buiten 32 graden. Het parlement is enkel te bezichtigen na reservatie. Ik bezocht
het reeds een tiental jaar terug. Ik stap het etnografisch museum binnen dat
ligt rechtover het enorme parlementsgebouw. Het museum staat bekend als een
van de mooiste van Europa, zowel qua gebouw als qua collectie. Het museum werpt je een eeuw terug in de tijd. Interessant en
confronterend. Er is een aparte tentoonstelling rond Ferenc Liszt. Ik verlaat een paar uur later het museum, diep onder de indruk van
het rijke cultureel verleden van dit land, des te meer door het besef dat
oorlogen en vreemde overheersing hiervan het grootste deel onherroepelijk
vernietigd hebben. Mijn dag kan niet meer stuk. De rest van de wandeling
doorheen Pest is heel onderhoudend. Rond 16 uur steek ik opnieuw de Donau over, twee kilometer meer
ten zuiden, en bereik ik Hotel Gellert, vermoedelijk het meest beroemde hotel
van Budapest. Ik verbleef hier tien jaar terug. Even de sfeer van vroeger
opsnuiven… In de baden van Gellert Spa kun je nog de grandeur van lang
vervlogen tijden én de werking van het heilzame water op je laten inwerken. Nu komt het lastigste: de beklimming van de citadel, steil naar
boven langs een kronkelende trap. Zwetend en puffend bereik ik de top. Niet
alleen de klim, maar ook het uitzicht over Budapest is adembenemend. Ik daal de heuvel af langsheen enkele duurdere villawijken en
bereik even na 18 uur het hotel. Gelukkig geen blaren aan de voeten. Ne even
rusten trek ik weer op stap door de wijk rond het hotel. De warmte en de
vermoeidheid hebben mij de eetlust ontnomen, en ik ga dan ook vroeg in bed. Dag 20 (donderdag 9 juni): Budapest – Bratislava (SK) 230km Vandaag omstreeks 8u30 uit Budapest vertrokken om net voor 14u30
aan te komen in Bratislava. We rijden aanvankelijk een ontspannen toertocht, grotendeels
langs de veel bezongen Donau. Eerst Szentendre (komt voorzeker van de heilige
André), mooi, maar net opengebroken omwille van wegenwerken. Vervolgens langs
Visigrad naar Esztergom. Daar staat een enorme basiliek ter ere van de
heilige Koning Stefan. Esztergom heeft ook een mooi marktpleintje. Het is koud. Op het einde begint het licht te motregenen. Veel
camions op de weg. Gelukkig een relatief korte rit. Bij aankomst doen mijn nek en schouders pijn van de kou. Aangezien het hotel op de verkeerde datum geboekt was stopt men
ons in een alternatief hotel. We verblijven in het Radisson Blue Carltonhotel
in het centrum; top of the bill dus. Een kamer van 150 Euro per nacht. Naar
Slowaakse normen peperduur. Naast het hotel bevindt zich de Amerikaanse ambassade.
Omgeven door hekkens en bewakers, en gelijkend op een luxueus
concentratiekamp. Bratislava is beduidend kleiner dan Budapest en een halve dag is
dan ook ruim voldoende om het oude maar statige en vooral trendy centrum te
verkennen. Ik was hier ook reeds in 2001 samen met Dirk en Katelijne, maar
bij een kleine wandeling herken ik (voorlopig) niets. Algauw is iedereen aangekomen en plaatsen we mits wat geharrewar
met de slagbomen die niet omhoog gaan de motoren in de parkeergarage. Bij het doorkruisen van de stad snuif ik toch opnieuw de sfeer
op van weleer, net tien jaar geleden. Alles is mooi gerestaureerd. Ik vind Bratislava behorend tot het mooiste wat Europa te bieden
heeft. Een ideetje voor een 4-voud-citytrip Wenen-Praag-Bratislava-Budapest?
De vier steden hebben onderling heel goede treinverbindingen. Het is druk in de stad. De prijzen zijn er zoals bij ons. ’s Avonds gaan we eten in Slovack pub. Lekker en niet duur, maar
heel druk en rokerig. De wandeling terug doet mijn longen deugd. De wind is gaan
liggen, de kou is verdwenen. Ik ga omstreeks tien uur slapen. Ondertussen gaan Louis, Edwin en Jerry nog naar het
Hard-Rock-café. Achteraf vertelde Louis dat hij er door drie meisjes werd
aangeklampt voor een sigaret. Een van de meisje greep met haar ene hand in
zijn klokkenspel, terwijl de andere hand op zoek ging naar zijn portefeuille
in zijn achterzak. Louis bleef rustig en duwde haar weg met de woorden: “Aan
mijn sigaar kun je trekken, maar je krijgt geen sigaretten.” Dit alles vernam ik pas ’s anderendaags bij het ontbijt. Dag 21 (vrijdag 10 juni): Bratislava – (AU) – Vyssi Brod (CZ) 290km Ik sta op om vijf uur na een verkwikkende nacht. Ik maak mijn
bagage reeds klaar, werk verder aan mijn verslag, en bereid de mototrip van
vandaag voor, want de route langsheen de autostrades rondom Wenen zint mij niet.
Ik vind wel een mooier en rustiger alternatief, zodat ook deze trip nog geen
thuisreis wordt. Om halfzeven ga ik opnieuw de stad in. Het is nog rustig. Ik bezoek de rest van de stad. De deuren van een grote kerk
staan wijd uitnodigend open: binnen is een mis aan de gang. Quasi alle
stoelen zijn bezet; en dat voor de mis van halfzeven! Dit laat de mensen wel
toe om elke dag naar de mis te gaan voor ze naar hun werk gaan. Een fikse klim brengt mij naar de citadel waar een enorm kasteel
staat. De restauratiewerken zijn nog aan de gang, maar de voorgevel is reeds
klaar: prachtig en indrukwekkend. Vanop de citadel heb ik een prachtig
uitzicht op de stad en op de enorme moderne hangbrug over de Donau. Om 8 uur ga ik ontbijten. Het omeletje wordt samengesteld en
gebakken volgens mijn wensen. Het buffet is natuurlijk prima in orde. Naast
het omeletje krijg ik ook het verhaal van Louis’ klokkenspel tussen mijn
boterhammen geserveerd. Om 9uur betaal ik aan de receptie voor de parkeergarage: 29 Euro
voor een nacht. Gelukkig had ik onderhandeld met de parkeerwachter dat wij
slechts de prijs moesten betalen voor de parkeerplaatsen die wij met de
moto’s innamen. Aan de receptie zwijg ik wijselijk over deze deal. Dus werd
het 29 Euro gedeeld door 6. Opnieuw problemen met het verlaten van de garage:
de slagboom ging niet omhoog en de bewaker moest de bareel manueel openen. Vandaag is een rij-etappe gepland over de autostrade langsheen
Wenen, maar ikzelf vertrek noordwaarts in plaats van onmiddellijk Oostenrijk binnen
te rijden richting de heksenketel van Wenen. Ik neem een route die verboden
is voor vrachtwagens en steek de Morava over met een leuk pontje. Ik hoef
niet te wachten en betaal de veerman 2 Euro. Dit pontje is gemotoriseerd met
een heel klein buitenboordmotortje. Net voorbij de aankomst van het pontje
bevindt zich een oude, indrukwekkende, maar nog in goede staat verkerende
grenscontrolepost; nog vanuit de tijd van het ijzeren gordijn. De wegen in Oostenrijk lijken deze morgen nog maar net
schoongelikt. De weg is rustig en voert mij langs een oliewinningsgebied.
Tientallen jaknikkertjes staan verspreid op de akkers; ze gaan op en neer en
pompen gestadig de olie naar boven. Ietwat verder staan een grote olieraffinaderij en enorme
opslagtanks. Ik kom op de Weinbergerroute en volg deze gedurende een hele
eind tot aan de Manhartsberg. Even later kom ik op de route die ook de
anderen volgen. Het is 14 uur en er steekt weer een koude noordenwind op. Ik
trek mijn windbrekerke aan en rij verder. In Freistadt is het feest: Bier und Blasmusik. Ik blijf er even
hangen want ook het stadje zelf is echt mooi. Een half uurtje verder rijden brengt mij op mijn bestemming in
Vyssi Brod, een dorpje net over de grens in Tsjechië aan de oevers van de
Vltava. Net na mij komen ook Willy en Yvette aan. De kleurloze etappe op papier is dus, voor mij dan toch,
uiteindelijk mooi vol geschilderd geraakt. Nu zitten we op het terrasje van Hotel Sumava. De laatste
zonnestraaltjes verdwijnen achter de daken van de huizen. Nu krijg ik toch
wel honger. Dag 22 (zaterdag 11 juni): Vissy Brod – Issigau (D) 375km Ik ben om vier uur wakker maar slaag er al woelend in om tot 6
uur in bed te blijven want het is koud in mijn kamer. Vandaag de laatste dag in Tsjechië, en tegelijkertijd de laatste
dag samen. De slotetappe heeft nog een fraaie rit door Zuid Bohemen voor ons
in petto, zeg maar de kers op de taart. Het grootste deel rijden we door de
Sumava bergketen. Dit grensgebied was tijdens de koude oorlog verboden
terrein vol prikkeldraad en dat is de reden waarom de streek zo dunbevolkt en
de natuur nog zo ongerept is. Er zijn vele mooie dorpjes en stadjes, die ik zo mogelijk
niet links laat liggen. De hoofdpla neem ik eerst: Cesky Krumlov, waar ik een
uur rondloop. Om 11 uur rij ik verder. Ik haal de anderen wel in, want zij
kunnen meestal niet weerstaan aan de verlokkelijke terrasjes, en het
broodnodige kankerstokje nu en dan. Ook Prachatice is prachtig, maar veel kleiner. Rond 14 uur, na een korte maar fikse regenbui, krijg ik het weer
koud. Ik word in de regen voorbijgestoken door een club hardrijders op
Goldwings. In Domazlice breng ik mijn knol tot stilstand en neem de
nodige fotootjes. Toeristen zie je hier nauwelijks. Wat later hou ik halt in Plana, samen met Yvette en Willy. Een
terrasje met koffie en kaasgebak op een mooi rustig marktpleintje. In de late namiddag doe ik nog een klein ommetje langs Marianske
Lanze, een kuuroord dat je doet dromen van de glorie van weleer. Het is er
druk; er zijn veel hotels; bijna gans de stad is gerestaureerd en blaakt van
gezondheid. Komt dat door het heilzame water, of door de toeristen die hier
komen schranzen en brassen? Net voor de grens is het de beurt aan Cheb: het heeft een mooi
en rustig marktplein en roept herinneringen op van weleer. Pas op het einde van de rit rijden we Duitsland binnen, waar we
zulen overnachten in de bijgebouwen van een klein kasteeltje: Schloss
Issigau. Straks zullen we onder het genot van een hapje en een drankje in
de kasteeltuin terugblikken op ons avontuur. Dag 23 (zondag 12 juni): Issigau – Köln 400km Na het ontbijt neem ik afscheid. Achteraf beschouwd is dit een hele leuke groep geweest, maar een
beetje klein, zodat ik jammer genoeg niet de gepaste rijgezel aangetroffen
heb, en het grootste deel van het traject als ‘Lonely Wolf’ heb afgelegd. De
‘après-moto’ daarentegen, hebben we meestal als hechte groep samen beleefd. Er rest mij nog zo een 800 km naar huis. Die Autobahn trekt mij
toch niet aan: het wordt eerst een mooie tocht doorheen het Naturpark
Frankenwald tot Kronach. Verder rakelings langs Coburg doorheen het Naturpark
Vogelsberg tot in Giessen, waar ik de Autobahn op ga richting Keulen. Daar staat Christien mij reeds op te wachten. Zij is per trein
met motorpak en zak naar Keulen gekomen. Morgen zullen we samen de slotetappe
naar Watervliet ondernemen. Dag 24 (maandag 13 juni): Köln – (NL) – thuis (B) 350km Met Christien achterop laveert
de Transalp langs kleine dorpjes naar Noord-Limburg, waar eerst Femke en
Martijn, en daarna Martine en Tjeerd ons nog even ontvangen. |
|