Alain blogt op de
motor
Powered by Honda and
BMW
Roemenië 2020 |
Op
het moment dat ik deze blog aanvang ben ik reeds onderweg sedert 4 juli, maar
is het precieze doel van de reis nog niet gekend. De lezer zal mijn plannen,
en vervolgens mijn effectieve reisroute, gaandeweg samen met mij ontdekken… De
eerste dagen reis ik doorheen Duitsland, Oostenrijk en Hongarije, logeer ik
bij Martine en Tjeerd, Lisa en Udo, en vervolgens in hotels, terwijl
geleidelijk aan de compagnie steeds groter wordt. En naarmate de groep
aangroeit, wordt ook het weer steeds beter. In
Werne, bij Dortmund, wordt ik hartelijk onthaald
door Lisa en Udo, en dan ook nog eens culinair verwend. We
maken nog een grote wandeling in de omgeving, en gaan dan slapen. Op
6 juli vertrek ik samen met Udo zuid-oostwaarts,
doorheen het mooie rustige Sauerland, en het verrassende Frankische
Zwitserland . We overnachten in Bebra, Hotel Sonnenblick. Op
7 Juli overnachten we in Kastl, even voorbij
Nürnberg. Daar ontmoeten we het echtpaar Christiane en Thomas, vrienden van
Udo. We
verblijven in Hotel Schwarzer Bär.
Corona is niet ver af. Zoals
de naam van het dorpje aangeeft, is hier een echt kasteel, of eerder een
kloosterburcht, welke we dan nog eens gaan bezoeken. Op
8 juli vertrek ik iets eerder dan de anderen. Onderweg laat ik twee nieuwe
banden monteren in de BMW-garage Pielmeier in Regensburg. Ik word er
vriendelijk en vlot geholpen. Udo, Christiane en Thomas komen er mij
oppikken, en we rijden samen doorheen het Salzburger
achterland naar Hotel Hartl in Flachau,
Oostenrijk. Net
voor ik zou vertrekken kwam ik te weten dat de geplande reis voor mij niet
zou kunnen doorgaan, omdat Roemenië een quarantaineperiode van 14 dagen
oplegt aan Belgen. Een telefoontje aan de Roemeense ambassade bevestigde dit
gerucht, en ontnam mij elke hoop dat deze verplichting de komende weken zou
wegvallen. Dan
maar plan B opgescharreld: met Udo meereizen tot Oostenrijk, en dan alleen
verder, laverend omheen Corona risicogebieden, wie weet tot in Griekenland? Ondertussen,
jullie raden het al, kreeg ik onderweg het bericht dat Belgen dan toch Roemenië
binnen mogen, en ben ik nu op weg naar het Beloofde Land. Op
9 juli vertrekken we in groepen van 9 motorrijders richting Hongarije. Onderweg
even uitrusten in Bruck an
der Mur, want het tempo is hoog. Dan
weer verder naar Gyor. We verblijven er 1 nacht in
Hotel Famulus. We
worden gebriefd over wat de komende dagen komen zal. Als is strak geregeld. Dag 7 (Vrijdag 10 juli 2020): Györ
(H) – Oradea (R) Even
voor vijf uur word ik wakker. Ik heb bijna onafgebroken zeven uur geslapen.
Een koffie helpt mij alle stijfheid uit het lijf te verjagen, en algauw zet
ik mij aan het werk. Buiten hangt nog wat fris ochtendduister, waardoor de
maan opvalt tegen de donkerblauwe achtergrond. Wanneer ik het venster open
hoor ik geen vogeltjes, maar geraas van de autosnelweg even verderop. We
kunnen hier alweer vroeg ontbijten, zodat het vertrek straks om 9u niet
overhaast hoeft te gebeuren. Er is een redelijk uitgebreid ontbijtbuffet. We
lijken de enige gasten van het hotel. Om
negen uur vertrekken we en gaan al gauw de snelweg op richting Budapest. We
rijden tot in het centrum van de stad, doorheen de tunnel onder de citadel,
en dan over de enorme kettingbrug over de Donau. We
houden hier een uurtje pauze, en gaan dan even te voet de brug over. Er staat
hier een deugddoende bries, zodat we even kunnen uitwaaien en bekomen van de
hitte. Dan
weer motor op, de stad uit, de snelweg op en in snel tempo naar Roemenië,
slechts even onderbroken door een tankpauze en een koffiepauze. De
grenspassage verloopt vlot. Van urenlange files aan de grens is geen sprake
meer. Een vluchtige blik op e-ID en motorinschrijvingsbewijs volstaat. We
komen relatief vroeg aan in het hotel, met dien verstande dat we toch een uur
verliezen door het tijdsverschil met Midden-Europa. Snel douchen en samen met
Christiane en Udo de stad in. Thomas blijft in het hotel. Hij is verwoed
sporter en heeft een vervelende knieblessure welke hem hindert bij het gaan.
Het stadsbezoek lijkt niet veel te worden. Eerst overheen een opengebroken
weg, vervolgens doorheen een achterbuurt met tot op de draad versleten
appartementsblokken, om dan te belanden in een lange straat met huisjes waar
de tijd honderd jaar lijkt te hebben stilgestaan. Maar we belanden zodoende
het centrum, en beleven ons moment van glorie te midden van een explosie van
Jugendstil huizen. Het
is vrijdagavond, en er stromen reeds heel wat mensen toe om te kuieren
doorheen de lange verkeersvrije winkelstraat, waar de kleine terrasjes en gelateria nu al goede zaken doen. Ook wij laten ons
verleiden. Het meisje achter de toog spreekt Engels en is vriendelijk, maar
haar ogen stralen wanneer ik haar met ´Merci beaucoup’ aanspreek. De Roemenen
zijn trots op hun Romaanse roots. We
kuieren dan zachtjes terug naar het hotel langsheen een lange allee naast de
rivier, overschaduwd door enorme linden. Verliefde koppeltjes hebben zich
geïnstalleerd op de gras- en lommerrijke oevers. Onder
een pergola speelt een groepje jongeren op een oude piano. Wat
verder speelt een man ‘Jeux interdits’
op zijn gitaar. Wat een mooie afsluiter van een saaie en lastige dag. Het
avondmaal is eenvoudig maar best lekker. Opvallend is dat er weinig groenten
geserveerd worden. Daarna
gaan we met onze motogroep nog op het hotelterras zitten om de planning van
morgen te bespreken. Het
wordt algauw 11u30 voor ik mij in bed begeef. Ik val onmiddellijk in slaap. Dag 8 (Zaterdag 11 juli 2020): Oradea
(R) – Cluj Napoca (R) Mijn
wekker loopt af om 6 uur ´s morgens lokale tijd. Ik heb zeer goed geslapen.
Het is nog rustig buiten, maar dat duurt niet lang; al snel komen de
wegwerkzaamheden naast het hotel op gang. Ik
slaag er in om het verslag van gisteren af te werken, en ga naar beneden om
te ontbijten. Elk
hotel heeft zijn eigen Corona-formule. Wij vormen een groep van bijna vijftig
man en dienen daarom te ontbijten afgescheiden van andere hotelgasten op het
eerste verdiep. Het ontbijt wordt aangeboden onder de vorm van een buffet,
maar is toch relatief eenvoudig of eerder beperkt. Ik laat het mij toch
smaken en beperk mij enigszins zodat ik straks niet in slaap val op de motor Vandaag
rij ik tussen de drie dames welke de groep rijk is: twee vóór mij, 1 achter
mij. Het ritme van de groep ligt hoog. Volgens onze rijervaring en
rijvaardigheden zijn we opgedeeld in vijf groepen. Udo heeft ons laten
opnemen in de hoogste groep. Gisteren had men twijfels over mijn
rijvaardigheden omdat mijn voorzichtigheid de groep soms teveel lijkt op te
houden. Ik laat mij echter niet intimideren door enkele mannetjesputters, en
probeer veiligheid voorop te stellen. Samen met de dames vorm ik een
tussengroep die de haantjes voorop en achteraan wat in toom houden, zodat ze
zich wel móeten gedragen als ´gentlemen’. We
houden halt aan een houten kerkje. Het
is prachtig gerestaureerd en de tuin is erg verzorgd. Een welgekomen
rustpunt. We
rijden langsheen Beius, en slaan linksaf in Stei, het Parcul Natural Apuseni in. (Natuurpark van de groene bergen) We
rijden over enkele kleine passen, de Pasul Vartop op 1160m, en de Pasul Ursoaia op 1320m. We
stoppen aan iets wat ons een terrasje lijkt, maar in feite enkel een
pensionnetje is. De gids vraagt of we er koffie kunnen krijgen. Jawel, maar
dan enkel koffie en water. We worden vriendelijk bediend door de jonge vrouw,
waarna blijkt dat ze er absoluut geen geld voor wil. Vermoedelijk heeft ze
daar geen vergunning voor, en wou ze toch haar gastvrijheid tonen. Onze
groepsleider houdt zich voorlopig nog wat afzijdig. We
passeren veel kleine dorpjes. Sommige zijn mooi en goed onderhouden, andere
dan weer eerder grauw en vervallen. Hier en daar lopen jongeren en kinderen,
mager en onverzorgd. Vermoedelijk behoren ze tot de Roma-minderheid. Het
is erg mooi weer, maar de temperatuur is draaglijk omdat we op zo’n duizend
meter zitten. We
rijden dan weer een uurtje ‘rustig’ verder tot aan een meer. Er zijn veel
toeristen, en het kost even moeite om een restaurantje te vinden met uitzicht
op het grote stuwmeer Belis-Fantanele. Roemenië is
een vrolijk land. Er is altijd wel iets leuks. Hier zijn het de vrolijke
toiletten. Wanneer je binnenkomt brandt het licht reeds erg uitnodigend, maar
gaat dan plots vroegtijdig uit, inderdaad, nog voor de boodschap afgewerkt
is. De heren krijgen 15 seconden, wat met onze motopakken en onze leeftijd
wel erg krap is; de dames krijgen iets langer, wel 20 seconden, maar toch net
niet meer voldoende om nog het papier te vinden. We
verlaten het Natuurpark, richting Cluj Napoca, een grote universiteitsstad. We laten die rechts
liggen, en komen aan in Hotel Sunny Hill, even buiten de stad gelegen in de
groene heuvels. Het is hier drukkend warm. Het is zaterdagavond, en in het hotel
zijn enkele kleine en grote feesten aan de gang. De kinderen en jonge ouders
lopen af en aan. Zijdelings staan kleine groepjes rokers. Ik
ga douchen en neem vervolgens de motor eens onder handen. Bij de GS beperkt
dat onderhoud zich tot een klein beetje olie bijvullen: nauwelijks 200 ml na
zo een tweeduizend vijfhonderd kilometer. Morgenvroeg controleer ik de
bandenspanning, wanneer de banden goed koud staan. Ik
vervoeg onze groep op het terras, maar er is aan de tafel geen plaats meer.
Ik word prompt uitgenodigd om aan te schuiven bij een andere groep: Ze willen
allen wel eens ‘der Belgier’ uithoren. Bij
het avondmaal krijgen we eerst een soort zure Bulgaarse yoghurtsoep. Smaakt
wat naar braaksel, maar is best lekker. Dan nog een slaatje, koteletjes en
gebakken aardappelen. Eenvoudig en smakelijk. We blijven lang tafelen, en
wanneer blijkt dat er nog wat dessertijsjes over zijn, laten Udo en ik het
ons extra smaken. Het
is nog niet laat, en ik zet mij aan het werk om het verslag aan te vullen.
Wanneer ik mijn bedsponde opzoek hoor ik in de verte nog steeds het gebonk
van het feest beneden dat nog volop aan de gang is. Het deert mij niet en ik
val onmiddellijk in slaap. Dag 9 (Zondag 12 juli 2020): Cluj
Napoca (Ro) – Vatra Dornei (Ro) Toch
weer een rustige nacht gehad. Van het feestgewoel gisteren is niets meer te
merken. Het ontbijt vindt plaats binnen in het normale restaurant van het
grote hotel. We
brengen een blitsbezoek aan het centrum van Cluj Napoca, en houden even
halt aan de grote basiliek waar net een viering plaatsvindt. De zingende
priester is tot buiten te horen. Op het plein voor de kerk staan is een
kleine boerenmarkt aan de gang. Dan
begeven we ons oostwaarts de heuvels in, waar ons een lange rit doorheen een
bucolisch landschap wacht. We rijden hier de Bucovina
in, eigenlijk Moldavië, niet te verwarren met het gelijknamige kleine landje
dat naast Roemenië ligt. We
passeren ontelbare kleine dorpjes. Sommige tellen wel vier kerken. Hier en
daar is een misviering aan de gang, vaak tot op de motor te horen, zelfs met
mijn oordoppen in. De kerkgangers zijn op hun zondags, maar ik zie slechts
één oude vrouw in typische Moldavische klederdracht. Er is nog veel verkeer,
hoofdzakelijk oude goedkope wagens. Het
is opletten voor koeien op straat. Hier en daar grote kudden schapen in
uitgestrekte weiden. In deze streek kocht ik 9 jaar terug een schaapsvelleke voor het zadel van mijn Transalp. Alles erg
groen; het regent hier vermoedelijk veel, maar daar zijn we voorlopig van
gespaard gebleven. Het is nochtans bewolkt en fris, maar toch aangenaam om te
rijden. De
aankomst in Vatra Dornei
is net op tijd want door de grote hoogte werd het toch wat te koud, en nu het
begint het ook nog net wat te regenen, eerst zacht, dan met volle kracht,
maar het deert ons niet want we zijn reeds binnen. Het hotel geeft maar een
belabberde indruk, maar de kamer lijkt in orde, eerder wat oubollig, maar ik
dat hoort er bij. Ik laat het warme water alvast lopen om te kunnen douchen,
maar echt warm wordt het niet. Dan maar met lauw water, ik had een lekker
opwarmertje best kunnen gebruiken na de eerder frisse rit. Stadskledij
aan en terug naar beneden, voor een fikse wandeling. Het regent nog steeds pijpestelen, en de paraplu komt goed van pas, want mijn
rode regenjasje is niet echt waterdicht. Met vieren wandelen we door de bijna
verlaten stad. Het is dan ook zondagavond. Alles winkels zijn dicht, evenals
de meeste horecazaken, mede door de corona-pandemie. Deze vormt hier
weliswaar geen probleem, maar de angst zit er nog wel in, gezien in het
zuiden van het land nog heel wat brandhaarden zijn. Thomas krijgt natte
voeten, en we keren terug naar het hotel. We hebben ondertussen kunnen
vaststellen dat Vatra Dornei
een mondain skioord is, met nog heel wat pompeuze en soms ook wel sierlijke
relieken van een meer roemrijk verleden. Er
is geen internet, maar ik begin toch reeds het verslag aan te vullen, tot het
tijd wordt om te gaan souperen. De keuken van ons hotel is nog niet
operationeel, dus gaan we eten in een pensionnetje wat verderop in het
uitgestrekte park. We moeten op het overdekte terras zitten, maar krijgen
gelukkig enkele dekens om over de knieën te leggen. Het eten is niet om over
naar huis te schrijven, te zout en te vet. Ik neem er uitzonderlijk een glas
wijn bij, om wat op te warmen. Terug
in het hotel kruip ik al snel onder de wol. Dag 10 (Maandag 13 juli 2020): Rustdag
in Vatra Dornei (Ro) Moet
het nu net in dít hotel zijn dat we twee nachten blijven, en waar de
hotelfaciliteiten minimaal zijn. Het was voor de organisatie moeilijk om een
hotel te vinden voor zoveel gasten. Toen
ik gisteren ging slapen had ik het nog koud, maar het wijntje heeft zijn
effect niet gemist, want ’s nachts heb ik het donsdeken van me af gegooid, en
sliep ik wat onrustig. Geen wijn meer! Toch redelijk uitgerust sta ik om zes
uur op, prepareer een koffie, en ga aan het werk. Aangezien ik de reis niet
zelf organiseer, dien ik achteraf telkens op te zoeken waar we precies
gepasseerd zijn, en wat ik waar gezien heb. Dit is nu wat lastiger gezien er
geen internet is. Om
acht uur gaan we ontbijten, alweer in de Happy Inn, buiten in de kou. Ik
bestel thee, maar krijg een vruchtenaftreksel van wilde bessen, wat niet echt
mijn ding is, en al zeker niet bij het ontbijt. Het is ongeveer tien graden,
maar gelukkig droog. Er wordt vandaag niet meer dan 15 graden verwacht, maar
veel zal afhangen van de zon, en de hoogte waarop we ons bevinden. De
wandeling door het park warmt me gelukkig wat op. Dan snel motokledij aan en
me klaarmaken voor een uitstap op de motor naar een oud Moldavisch
kloostertje. De rit is mooi, langsheen prachtig aangelegde wegen, hoewel hier
en daar nog wegenwerken aan de gang zijn. Het
Moldovitaklooster wordt onderhouden door nonnen,
die in een mooie grote nieuwbouw op een groot domein naast het oude klooster
wonen. De kerk is klein en relatief eenvoudig, en omgeven door versterkte
muren. Die
kloostergemeenschappen van vroeger waren dan ook rijk, meestal bestaande uit
monniken, vandaar de noodzaak aan bescherming. Unesco
Werelderfgoed samen met 7 andere kloosters. Het
kerkje werd begin 16e eeuw gebouwd onder koning Stefan De Grote van Moldavië.
Deze vocht 36 veldslagen tegen het Ottomaanse rijk en won 34 van hen. Hij was
zeer religieus en bouwde een kerk na elke overwinning. Zijn onwettige zoon Petru Rareş, die Moldavië
regeerde na hem, gaf kunstenaars de opdracht om het interieur en exterieur te
bedekken met uitgebreide fresco’s (portretten van heiligen en profeten,
scènes uit het leven van Jezus). De schilderingen hebben door de eeuwen heen
veel te lijden gehad van vandalisme en weersinvloeden. Eén
van de nonnen geeft ons een heel uitgebreide rondleiding. Ze lijkt
aanvankelijk wat stuurs, maar algauw komt ze op dreef, mede door de
klaarblijkelijke interesse van haar vele toehoorders. Ze vertelt ook over
haar leven als non ten tijde van Ceaucescu, een
periode die ze als ‘non in den duik’ kon overbruggen door les te geven. Na
ruim een uur is ze dan toch uitverteld, en gaat tevreden weg. We lopen nog
wat rond en begeven ons dan in groep om te gaan lunchen, een kilometertje
verderop. Ik neem net zoals Udo een koffie en wat pannenkoekjes met zure
room, cottage cheese, en rozijnen. Lekker, maar
toch niet zo lekker als in Rusland. Toch
eerst nog een extra toertje op de moto naar de bergpas van Rarau, tot op een hoogte van 1500 meter, net naast de Rarau piek welke nog eens 100 meter hoger is. We bevinden
ons hier in de Oostelijke Karpaten. Omstreeks
vier uur zijn we terug in Vatra Dornei,
en hebben nog wat tijd om te shoppen. In de Lidl om de hoek kom ik mijn
reisgenoten tegen, en gaan we vervolgens nog eens wandelen door het stadje. Dag 11 (Dinsdag 14 juli 2020): Vatra
Dornei (Ro) – Sighisoara (Ro) Inderdaad
goed geslapen! Ik trek de gordijnen open. Een mooie staalblauwe hemel valt binnen
in de kamer. Ik doe even het venster open, maar de ijskoude lucht noopt mij
het raam onmiddellijk weer te sluiten. We zitten hier op meer dan 800 meter
en de gemiddelde jaartemperatuur is nauwelijks vier graden. In de winter kan
het hier makkelijk gaan tot minus 35. Te samen met het goede weer is er plots
ook weer internet aanwezig. Ik
prepareer een koffietje, ditmaal met lekker water dat ik gisteravond in de
winkel kocht, want het kraantjeswater is hier echt niet te drinken, en smaakt
zelfs door de koffie heen. Ik werk mijn achterstand bij en publiceer de
verslagen van voorbije dagen. En
nog meer goed nieuws: er is ook weer écht warm water. De tijd gaat snel
voorbij, en ik moet mij alweer haasten om mooi op tijd klaar te staan om te
gaan ontbijten, al gekleed in motorpak, en met al 1 stuk bagage die reeds in
de motorkoffer kan. Het
ontbijt is beter dan gisteren: twee warme paardenogen in plaats van koude
hardgekookte eieren, en échte English Breakfast
Tea. De
rit doorheen de Oostelijk Karpaten verloopt voorspoedig, zij het dat we door
wegenwerken een enorme omweg moeten maken, maar dat is dan ook niet echt een
straf als je graag motor rijdt. Wat
het rijden betreft valt de groep erg mee: allen zeer ervaren rijders, waarbij
niet in het minst de drie vrouwen. De discipline is perfect, waardoor binnen
zo een grote groep van negen zich geen gevaarlijke situaties voordoen. We
slagen er goed in samen te blijven doordat op kop en staart en in het midden
telkens een duidelijk fluogele rijder aanwezig is. Roemenië
staat hier duidelijk nog met één been in de middeleeuwen, getuige daarvan de
vele paardenkarretjes beladen met een kleine hoeveelheid hooi, welke
zorgvuldig op alle mogelijke plaatsen bij elkaar gesprokkeld wordt met de
zeis. De bermen zijn dan ook goed onderhouden, en dat volledig gratis! De
mensen zijn vrolijk en ontspannen. Onze passage wordt geïnteresseerd gevolgd.
Kinderen zwaaien aan de kant van de weg, de allerkleinsten zelfs geholpen
door papa of oma. Ondertussen verdwijnt geleidelijk de kou, en gaat het gele windbrekerke weer de koffer in. Nieuwe
huizen wisselen af met oude traditionele woningen, sommige in verval, andere
goed onderhouden. Dorpjes zijn vooral georganiseerd in lintbebouwing, wat
onze snelheid beperkt, maar ook mogelijk geeft tot voldoende sightseeing. We
gaan eerst de Karpaten over, of beter doorheen, want we volgen meestal enkele
grote rivieren, en bereiken dan de grote Moldavische vlakte die reikt tot de Zwarte
Zee. Dit gebied, Moldova, was één van de drie regio’s welke honderd jaar
terug samengesmolten zijn tot Roemenië. Dáárvoor was nooit sprake geweest van
één land, zodat Roemenië als dusdanig slechts een heel korte
bestaansgeschiedenis heeft. Nu heet dit gebied Bucovina.
Mooie grote steden zijn er hier niet. De weinige en dan nog kleine steden
zijn hier heel functioneel ontstaan rond administratieve en economische
bedrijvigheid. Behalve leuke taferelen langs de kant van de weg valt hier dan
ook niet veel op te rapen, zodat we na de middag stilletjes weer het
heuvelland van de Karpaten in duiken, weer Transsylvanië in, om dan ruim na
zessen Mercure Hotel Binderbubi in Sighisoara te bereiken. Hier is het aangenaam warm weer. Het
hotel is prachtig en goed georganiseerd. En de Roemeense vrolijke toets is
ook alweer aanwezig: wanneer ik een handdoek probeer te nemen, dondert het
ganse rek met alle handdoeken naar beneden. Het water aan de lavabo is
gelukkig lekker warm, maar hoe lang ik het water aan de douche ook laat
lopen, het blijft koud. Dan maar eens naar de blauwe kant opdraaien, en
jawel, dan spuit het warme water vrolijk in het rond. Om
half acht gaan we eten. We zitten buiten op het terras. Het eten wordt
corona-vrij opgediend in plastic warmhoudverpakkingen,
á la MacDonald, maar dan iets stijlvoller. Wanneer
ik wat mayonaise vraag voor de frietjes, vliegt de ober dienstvaardig naar de
keuken. De mayonaise laat wel even op zich wachten, wijl de frietjes koud
worden en dan toch maar ongeduldig en verkleumd één voor één in mijn mond
verdwijnen. En dan plots is de ober er terug met een triomfantelijk mooi
schaaltje vers bereide échte mayonaise, nét op tijd om nog mijn allerlaatste
frietje even in te dippen… De
reisleiding komt met de mededeling dat de reisplannen iets wijzigen, omdat
een coronahaard opgedoken is in Brasov, het voormalige Kronstadt.
Wat een toeval, het mag nu wel Coronastadt genoemd
worden. In plaats daarvan gaan we twee nachten verblijven in Sibiu, het
voormalige Hermannstadt. Voor vijf jaar was ik ook
in Roemenië en is een bezoek aan Brasov er ook niet van gekomen. Na
het diner krijgen we gelegenheid om deel te nemen aan een geleide
avondwandeling doorheen Sighisoara. De
Roemeens gids die onze reis begeleidt laat zich hier plots van zijn beste
kant zien, en blijkt een onvermoeibare verteller over de rijke geschiedenis
van zijn land. … Na
de rondleiding, hij kan maar niet stoppen, doet hij ook nog eens het ganse
verhaal van de Roma of zigeuners in zijn land, op een rustige respectvolle,
en soms wel humoristische manier. … Het
is ondertussen bijna middernacht. Na de ganse dag op de motor heb ik toch nog
meer dan elfduizend échte stapjes in de wereld gezet. Ik ga naar boven en val
doodvermoeid onmiddellijk in slaap. Dag 12 (Woensdag 15 juli 2020): Sighisoara
(Ro) – Sibiu (Ro) Heerlijk
ontwaken in een zacht bed. Maar lang kan ik toch niet blijven liggen. De
eerste uren van de ochtend zijn voor mij vaak erg aangenaam, wijl de
gedwongen stilte en de langzaam verdwijnende stramheid mij dwingen tot een
zachtjes kabbelend levensritme. Om acht uur zit iedereen reeds aan de
ontbijttafel. Een
grote nogal struise dienster wervelt als een orkaan tussen alle tafels door
en bedient quasi op haar eentje de meer dan veertig gasten. Ze laat niemand
wachten, en is bezorgd dat ook maar iemand iets tekort zou komen. Om
9u30 zetten we aan voor de koninginnenrit van deze reis: de Transfagarassan pas. Deze pas overheen en doorheen de
Zuidelijke Karpaten geldt als één der mooiste autowegen van de wereld. Vijf
jaar terug ondernam ik ook reeds een poging om hem over te steken, maar was
te vroeg op het jaar, en strandde toen in de sneeuw, net vóór de top. Interesse
in wat mooie beelden? Vriend Goegel zal je zeker
helpen. Aan
de zuidzijde, bijna in Curtea de Argos, waar de grote Donauvlakte begint,
proberen we de avondspits te vermijden door langs wat kleine dorpjes te rijden,
maar de onnauwkeurigheid of verkeerde instelling van de GPS van de
groepsleider voert ons langs een stuk onverharde weg, waarbij Christine even
aarzelt op een moeilijk stuk, valt, en dan weigert om nog zelf verder te
rijden op onverhard. Geen nood, we zijn met genoeg man om de motor weer
vijfhonderd meter terug te rijden. Hierbij moet wat over en weer gereden
worden, waarbij Udo, zoals vaak iets té enthousiast en behulpzaam, zelf valt,
en daarbij wat schade oploopt aan de motor. Daarbij raakt zowel zijn carter
als zijn koelsysteem lek. Ondertussen heb ik aangepapt met een boertje op een
tractor. Hij heet Nicolas, woont hier vlakbij, en gaat door het jaar heen
werken in Italië, waardoor we, hij in het Italiaans, ikzelf in een mengelmoes
van Frans, Spaans en Latijn, een leuk gesprek voeren. We overlopen de
mogelijkheden om onze route verder te zetten, waarbij ik toch de langere
route over asfalt verkies boven de resterende 6 kilometer over onverhard,
evenwel 50 kilometer korter. Wonderwel
blijkt het olieverlies enkel veroorzaakt door het loskomen van de olie
aflaatplug, welke snel teruggevonden wordt. Christiane en Thomas gaan op zoek
naar olie, terwijl de rest van de groep reeds de route hotelwaarts
hervat. Nicolas passeert ondertussen weer op zijn tractor en staat er op om
ons uit de nood te helpen met wat olie welke hij thuis nog heeft staan.
Ondertussen hebben we het koelwaterlek voorlopig kunnen doen stoppen met wat duct-tape en drie kabelbindertjes. Water heb ik in
voldoende hoeveelheden in de koffer. Voorzichtig
vatten we de terugtocht aan. Onderweg vervoegen Thomas en Christiane ons,
blij verwonderd dat de motor terug rijdt. Onze wedervaren van vandaag zijn
evenwel nog niet voorbij. Er resteren ons nog meer dan 100 kilometer op een
drukke weg, nog zwaar bemoeilijkt door enorme wegenwerken. Het begint
bovendien nu en dan lichtjes te druppelen. Stilletjes komt Sibiu dan toch
dichterbij, en bij onze aankomst staat ons dinerpakket reeds te wachten, en
is het nog heerlijk droog en warm zitten op het terras vóór het hotel. De
kamers zijn gans nieuw, maar veel merk ik daar niet van want het bed lonkt,
en omzwelgt mij algauw in een diepe slaap. Dag 13 (Donderdag 16 juli 2020): Rustdag
in Sibiu (Ro) Gisteren
kregen we te horen dat het bezoek aan het Draculakasteel niet doorgaat. Voor
mij geen tegenvaller. Ik bezocht reeds vroeger dat van Oravsky
Hrad in Slovakije, dat diende als decor in de
Dracula filmklassieker “Nosferatu” uit 1922. Straks
bieden we ons allen aan voor een Coronatest in een nabij gelegen privékliniekje. Oostenrijk eist een Coronatest van mensen
die uit Roemenië komen. De reisorganisatie neemt de kosten op zich.
Terzelfdertijd kan dit aan het thuisfront een gerust gevoel geven dat wij
volgende week niet met een ´vuile´ ziekte weerkeren. Er
was vorige week een toename van het aantal Coronagevallen in Roemenië, echter
lang niet te vergelijken met wat we in België zagen. De regering wil geen
tweede lockdown, hoe succesvol die ook was ( België
deed het tien maal slechter). Het land zit met 1 miljoen extra werklozen, en
een toeristische sector die plat ligt, aan de grond. En dat het hier net wat
beter ging zie je duidelijk in dit stadje Sibiu, dat rondom een prachtig
gerestaureerde oude stadskern bruist van moderniteit en economische groei. Sibiu
is een middeleeuws stadje, één van de zeven burgen die samen omstreeks 1200
Transsylvanië vormden. Ze kregen door de eeuwen heen grote voorrechten van de
andere Europese landen op voorwaarde dat zij een sterke militaire buffer
zouden vormen tegen de uit eht Oosten oprukkende
Mongolen, en later de Ottomanen. Die burgen zijn dan ook echte burchten,
genre Gravensteen in Gent, maar dan heel veel
groter, met een echte stadskern binnenin. Ik
ga omstreeks 8u naar beneden en controleer nog even de motor. Alles lijkt OK.
Ondertussen komen ook de anderen van mijn groep er aan en vertrekken we samen
naar het medisch centrum 2km verderop. Ze zijn goed georganiseerd, hebben aan
personeel geen gebrek, maar de afnamewissers hebben een dikke top, wat voor
ons een meevaller is, want dan volstaat een veegje in de keel, en twee
vooraan in de neus. Zoals ik reeds vermoedde was de schrik voor braakreflexen
de reden waarom we nuchter moesten blijven. Morgen
krijgen we het resultaat. Indien positief moeten we 14 dagen in quarantaine,
eerst 2 dagen in een hospitaal, daarna nog 12 dagen op een zelf gekozen?
adres. Net zoals bij ons zijn deze procedures zo lek als een zeef, maar
doorspekt met vervelende bureaucratie. Terug
in het hotel staat het ontbijt klaar, netjes verpakt in een plastic zak zoals
een lunchpakket. Het oogt wat rommelig met al dat plastic op de tafel, maar
het is lekker, gezond, en ruim voldoende. Christiane
heeft gisteren haar mobieltje achtergelaten in het hotel in Sighisoara, en ze rijdt er straks met Thomas heen om het
op te halen. Udo gaat op zoek naar een stuk slang voor zijn koelsysteem.
Ikzelf installeer mij op het terras onder de luifel om mijn reisverslag van
gisteren af te werken. Gerhardt
heeft een nieuwe achterband laten monteren op zijn motor, het was hard nodig.
De mekanieker Catalin kan Udo helpen om de kapotte
koelwaterslang te vervangen. Samen met zijn zoon, die met zijn brommertje
over en weer rijdt om de nodige onderdelen te halen, wordt de reparatie op
minder dan een uur uitgevoerd op de parking vóór het hotel. De man vertelt
dat hij ook motoreizen organiseert doorheen Roemenië, maar dat die activiteit
momenteel volledig stilgevallen is. Nu
zitten we weer op ons gemak. De reis kan weer zorgeloos verder. Ons
hotel is gelegen net buiten de stad, dichtbij het vliegveld. Een bus komt ons
om drie uur ophalen voor een geleid bezoek aan de binnenstad. Op deze reis
worden we begeleid door een eigen gids, Michael, die perfect Duitstalig is.
Vele Roemenen spreken vlot Duits, omdat hier overal Duitse scholen zijn, maar
ook omdat Duits meestal als tweede taal op school wordt onderwezen. De zeven
Burgen van Transsylvanië werden immers 800 jaar terug gesticht door Duitsers
uit Saksen, en Transsylvanië behoorde ook enige tijd tot het grote
Oostenrijks-Hongaarse rijk. Bezoek
aan de stad… Ondertussen zijn Christiane en Thomas ons komen vervoegen op de Piata Mare (Grote Plaats). Als
afsluiting van het geleide bezoek hebben we nog een uurtje vrij. Dat benutten
we door eerst nog wat verder te wandelen, de grote Orthodoxe kerk te
bezoeken, en vervolgens een lekker ijsje te eten op een terrasje. Het
is ondertussen al halfzeven geworden. Straks brengt de bus ons terug. Het
avondeten om halfacht is er eigenlijk teveel aan, en blijft grotendeels
onaangeroerd. We blijven nog lang nakeuvelen op het terras. Pas tegen
middernacht ga ik onder de wol. Dag 14 (Vrijdag 17 juli 2020): Sibiu
(Ro) – Drobeta-Turnu Severin (Ro) Om
vijf uur word ik langzaam wakker, maak een koffie en eet de pannenkoek die ik
gisteravond niet meer wou of kon naar binnen stampen. Een paar dadeltjes
vervolledigen mijn vroege eerste ontbijt. Het
ontbijt is ruim bemeten, raakt niet eens half op en verdwijnt als lunch in de
frigobox op mijn motor. We vertrekken vandaag iets vroeger en zullen de
Transalpina rijden, alweer een epische route doorheen de Zuidelijke Karpaten,
en net voorzien van een nieuwe laag asfalt. Kleine bochtige wegen voeren ons
tot aan de voet van de Zuidelijke Karpaten, welke Roemenië van Oost naar West
doorkruisen, en het bosrijke Transsylvanië scheiden van de grote Donauvlakte.
De weg is droog, maar de regen van de afgelopen dagen heeft hier heel wat
kleine aardverschuivingen teweeggebracht met op vele plaatsen opgedroogde
modder en zand. Ook zijn er heel wat kleine wegenwerken. We
rijden voorbij een paar antieke stuwdammetjes. Na een uurtje begint de
eigenlijke beklimming van de bergrug, de Transalpina, van Ciocadia
via Novaci naar Sebeș,
148 kilometer lang, mooi kronkelend over gloednieuw asfalt. Dat lijkt
perfect, maar is het niet. Banden kleven minder goed aan vers asfalt, en de
donkere kleur kan de aanwezigheid van olie en water verdoezelen. Ineens
begint het wat te druppelen, en allen trekken we regenkledij aan. Er zijn
verschillende bergruggen na elkaar, waardoor de beklimmingen en de afdalingen
elkaar opvolgen, tot een hoogte van bijna 2200m, en daarmee de hoogst gelegen
weg in Roemenië. Een plens bui zorgt voor een welkome verpozing op een
veilige plaats. Tweemaal
rijden we op zo een pas doorheen de wolken, waarbij een lichte motregen ons
net niet gans doorweekt. Gelukkig blijven mijn bottienen droog, want ze zijn
niet waterdicht meer. Op een paar plaatsen staan kraampjes en proberen de
Roemenen wat geld te verdienen met het verkopen van prullaria. Ook
lamsvelletjes worden hier aangeboden, te vergelijken met dat ene dat ik kocht
in 2011, toen ook in Roemenië was. Maar verder is deze streek nog ongerept,
en behalve de mooie weg zijn er weinig sporen van enig menselijk ingrijpen.
De weg werd 1800 jaar geleden aangelegd door de Romeinen tijdens hun
oorlogscampagne tegen de Daciërs, maar werd pas
verhard in 1935 in opdracht van Koning Carol II, waardoor de weg ook
Koningsweg genoemd wordt. Zuidwaarts
komen we geleidelijk in de grote Donauvlakte, die reikt tot aan de Zwarte
Zee, het vroegere Walachije, en dáár voor, ten tijde van de Romeinen,
Thracië. Walachije was van de late middeleeuwen tot het midden van de
negentiende eeuw een vorstendom. De bekendste vorst Vlad
Dracul (waarvan de naam Dracula), die de Ottomanen
op afstand hield, en gevreesd was omdat hij zijn vijanden spietste op een
houten staak. Walachije smolt na de Eerste Wereldoorlog met Transsylvanië en
Moldavië samen tot het huidige Roemenië. We
rijden westwaarts tot we de Donau bereiken in Drobeta-Turnu
Severin. Daar nemen we intrek in Hotel Continental, een groot oud hotel daterend van onder het
communistisch regime. Het is hier drukkend warm. Daar zou wel eens onweer van
kunnen komen. Mijn
kamer situeert zich op het zesde verdiep, in feite het achtste als je er de
tussenverdiepen bijtelt. Mijn kamer heeft een mooi uitzicht uit op de Donau, met aan de overzijde
Servië. Er is ook de spoorweg, de haven, en een prachtig gebouw met toren
waar de pompiers in gevestigd zijn. Het
is net vijf uur, dus heb ik nog ruim tijd voor een wandelingetje. De winkels
zijn echter net gesloten. De mensen gaan haastig naar huis. Het weekend staat
voor de deur. Op mijn tocht door de stad merk ik op dat Roemenië in
vergelijking met vele andere Oost-Europese landen toch nog een heel grote
achterstand heeft. Dit deel van het land heeft dan ook niet veel toeristische
troeven. Van de vroegere welstand is ook niet veel meer over, hoewel hier en
daar toch iets mooi op te rapen valt. Maar om een grote gloednieuwe kerk te
zetten is dan wel weer geld. Dat is vooral dienstig ter versteviging van het
huidige regime. Bij
het avondeten krijgen we weer de zoveelste variante van kippensoep. Ditmaal
weer op basis van Bulgaarse yoghurt, erg lekker, waarbij ik de portie van
Thomas oplepel, die al die Oosterse zure melkproducten niet erg ziet zitten.
De hoofdbrok is dan weer een lap varkensvlees met puree, gevolgd door lekkere
flan, gelukkig niet te groot. Het
is ondertussen donker aan het worden, en we gaan nog snel even op stap voor
een wandeling langs de Donau en vervolgens het grote centrale plein vóór het
hotel. De
straten zijn volgelopen met mensen, die de warmte en de bekrompenheid van hun
armtierige woningen even ontvluchten. Na
een uurtje, en voorzien van de nodige muggensteken, houden we het voor
bekeken, en zoeken terug het hotel op. Dag 15 (Zaterdag 18 juli 2020): Drobeta-Turnu
Severin (Ro) – Resita(Ro) Het
heeft deze nacht inderdaad geregend. Van enig echt onweer heb ik echter niets
gemerkt, hoewel ik niet goed geslapen heb op dit harde bed, dat er mij elk
half uur aan herinnerde dat malse vetkussentjes toch ook hun voordelen kunnen
hebben. Het
ontbijt vindt plaats buiten op het terras. Ik ben gelukkig redelijk vroeg,
moet niet lang aanschuiven aan het ontbijtbuffet, en kan een mooi droog
tafeltje inpalmen onder de grote betonnen luifel. Vandaag
rit langs de Donau, noordwestwaarts, waar de machtige rivier zich de
afgelopen miljoenen jaren een doorgang geforceerd heeft doorheen de bergen,
hierbij een kloof dal vormend met grote rotsachtige wanden. De
rit is indrukwekkend, doorheen deze lange en brede ‘canyon’.
Ik bedenk mij dat ik hier niet ver verwijderd ben van Belgrado, evenals van
de vlakke Vojvodina, waar ik in Novi Sad meer dan
40 jaar terug stage liep. Onderweg
hebben we een leuke stop aan allerlei marktkraampjes, met uitzicht op een uitgekapte
rotskop. Vervolgens
doorheen een Natuurpark langs het stadje Anina, tot
in Resita, een mijnstadje. We
verblijven er in een mooi modern hotel. Na
installatie in de kamers gaan we op stap in dit triestige stadje, welk ons
toch wel een beeld geeft van hoe de mensen hier leefden ten tijde van het
communisme onder Ceaucescu. Het
is zonnig. We
maken een grote wandeling. We
komen vermoeid terug aan in het hotel, en gaan eten op het terras. Het begint
te regenen. De muggen dansen rond. Dan
ga ik slapen. Boven mijn bed hangt een mooie foto van een idyllisch meertje. Ik
val snel in slaap. Morgen moeten we vroeg op. Dag 16 (Zondag 19 juli 2020): Resita
(Ro) – Parndorf (Au) Ik
sta wat vroeger op omdat ik absoluut wat achterstand in mijn verslaggeving
wil inlopen. Ik heb goed geslapen, ondanks de drukke weg vóór het hotel. Nu pas
hoor ik dat er buiten op dit vroege ochtenduur toch nog wat lawaai is;
passerende auto’s, en een paar mensen die nogal heftig luid discussiëren. Ik
zie dat het geregend heeft. Vanaf zes uur hoor ik het ook rommelen in de
andere kamers. Straks
ontbijt in twee shifts op het kleine terras buiten.
Het zal drummen worden voor een tafeltje onder een parasol. Het is mij iet duidelijk waarom in sommige
etablissementen wel kan binnen gezeten worden en in andere niet. Om halfacht
is het onze beurt. Gelukkig regent het niet meer, is de zon er zelfs al, en
is het er dus lekker toeven. Het personeel heeft zijn best gedaan om er een
mooi geheel van te maken, maar doordat alles moet opgediend worden, kunnen ze
het werk nauwelijks bijbenen. Het is lekker en verzorgd, en … teveel. Dit
mooie moderne hotel midden de verouderde stad illustreert hoe hortend en
stotend Roemenië de eenentwintigste eeuw als het ware met een verouderde
stoomlocomotief binnenrijdt. We
verlaten de stad en zien even later aan onze rechterzijde het openlucht
locomotiefmuseum, dat we gisteravond links hadden laten liggen. Een tiental
zwart glimmende locomotieven staan er te pronken. Veel
glorie valt vandaag niet op te rapen. We hebben 600 km voor de boeg. De
eerste 100 km verlopen nog langsheen gewone wegen, maar dan gaan we de
autostrade op. Het is gelukkig fris en zwaar bewolkt weer, maar voorlopig
droog. We
moeten de Roemeens-Hongaarse grens over via een kleine grenspost,
gespecialiseerd in gevaarlijke stoffen en besmettelijke producten. Er staat
een enorme file. We mogen als groep motorrijders een speciale rijstrook
volgen, zodat we hier hoogstens een kwartier oponthoud hebben. Van controle
is nauwelijks sprake; een vluchtige blik op de identiteitskaart is voldoende. De
passage doorheen Hongarije gebeurt in ‘transit’: we moeten op de autosnelweg
blijven, mogen slechts een beperkt aantal restops
aandoen, en moeten vandaag nog het land verlaten. Dus resten ons nu nog 400
kilometers asfalt tot in Oostenrijk. Nu
en dan moeten we doorheen een zware plensbui, maar we kunnen telkens snel
weer opdrogen. Aan
de Hongaars-Oostenrijkse grens worden we afgeleid naar alweer een heel kleine
douanepostje, waar de controle iets intensiever gebeurt: we moeten er allen
even zwaaien met het resultaat van onze corona-test. Hier is het mooi en warm
weer, en we profiteren van de stop om onze regenkledij uit te trekken en op
te bergen. Alles
samen slechts 10 minuten oponthoud ditmaal, zodat we een half uurtje later
mooi opgedroogd de bagage kunnen afladen aan het gloednieuwe Pannonia Tower Hotel, eenzaam midden
in een grote vlakte. Van
Corona-gekte is hier zo goed als geen sprake meer. Maar de ´social distancing’ wordt wel
goed gerespecteerd. Dit
mooie luxehotel is een mooie afsluiter van een toch wel bijzondere reis
doorheen Roemenië, bijzonder omwille van de omstandigheden in dewelke deze
reis diende te verlopen. De reisorganisatie heeft in elk geval bijzondere
inspanningen gedaan om alles optimaal te laten verlopen, en zonder hun hulp
achter de schermen was zo een reis doorheen Roemenië niet mogelijk geweest
zonder problemen. Het moet mij toch van het hart dat deze reisformule mij
niet echt past, en ik deel deze mening met Udo, Thomas en Christiane. Door de
grootte van de groepen was er te weinig mogelijkheid om rekening te houden
met de individuele wensen om her en der even te stoppen, een zijsprongetje te
wagen, de snelheid even aan te passen. Het
avondmaal is er een in buffetvorm, waarbij ik van al het lekkers een klein
beetje probeer te proeven zonder mijn nachtrust in gevaar te brengen. We
blijven lang aan tafel zitten, iets te lang. Voldaan
vlei ik mij neer op mijn zachte bed, en zak onmiddellijk heerlijk zachtjes
diep weg, dieper, dieper… Dag 17 (Maandag 20 juli 2020): Parndorf
(Au) – Flachau (Au) Heerlijk
geslapen, maar toch wat te kort. Mijn lichaam is nog ingesteld op de
Roemeense tijdzone, waardoor ik reeds om vier uur wakker word. Maar dus toch
wat langer tijd om te genieten van deze frisse mooie ochtend in een oase van
rust, luxe en eenvoud. Er
volgt dan alweer een uitzonderlijk ontbijt, dus een continue inspanning om te
weerstaan aan de verleiding tot overdaad. Vandaag
rijden we terug naar Flachau, en zal de groep daar
uit elkaar vallen, om ieder zij eigen weg weer verder te zetten. Ikzelf heb
nog geen plannen om de terugreis aan te vatten. De eerste afvallers zijn
Gerhard en Monica, het koppel Oostenrijkers, ze blijven hier nog wat langer ter plaatse vooraleer
naar huis te gaan. Gerhard bleek een zeer goede staartrijder van de groep,
altijd vriendelijk en geduldig wachtend indien iemand ook maar even
achterbleef. We
rijden ontspannen, met zeven motoren maar, doorheen het mooie Stiermarken. De
route gaat regelmatig over hele smalle veldweggetjes, tot ergernis van
Christine, die wat meer moeite heeft om hier haar zware GS onder controle te
houden. Naarmate we vorderen en het hooggebergte inrijden worden we meer
gedwongen de enige doorgang door de valleien te nemen, met drukker verkeer en
minder rijplezier. Onderweg houden we weer even halt op de Koloman-Wallisch-Platz. Het
hotel in Flachau is hetzelfde als bij de heenreis.
Ik heb ditmaal een grote luxekamer met terras op het gelijkvloers in het
bijgebouw. De motoren staan er ondergronds in de kelder. Gelukkig wordt de
kelder ’s nachts afgesloten om de nachtrust te garanderen. Bij
het avondmaal worden de terugkeerplannen besproken. Thomas en Christiuane overwegen eerst om ook nog wat langer in de
Alpen te blijven, maar besluiten dan om toch in twee dagen naar huis te
rijden. Udo en ik zullen er iets langer over doen, en blijven hier nog even
langer in de Alpen hangen, langzaam opschuivend naar het Westen, profiterend
van het mooie weer dat ons nog rest tot zeker het einde van de week.
Bijkomend voordeel is dat we ons toch alweer wat extra quarantaine dagen
opleggen, ver van die grote groep bijwijlen luidruchtige brallende Duitsers,
hetgeen toch al wat meer gemoedsrust oplevert voor het thuisfront. Ditmaal
ga ik toch eens vroeg slapen Dag 18 (Dinsdag 21 juli 2020): Flachau
(Au) – Unterpeischlach (Au) Lang
en goed geslapen. Ik hoor nu en dan al een motor ronken in de garage onder
mijn kamer. Ontbijt,
afscheid van Christiane en Thomas, rustige motortocht met Udo over de Grosglocknerpas. We
hebben nu voldoende tijd om alles aan ons tempo op te nemen… …
evenals op tijd en stond te verpozen… …
mét uitzicht. Opsommige
plaatsen ligt de sneeuw hier nog meer dan een meter dik. We
bereiken het hotel Sportland in het minidorpje Unterpeischlach.
Hier is ‘social distancing’
geen opgelegde maatregel, maar een dagdagelijks feit, jaar in jaar uit. De
oorspronkelijke hoteleigenaar heeft hier een sportzaak opgericht met aanbod
van vooral wild water rafting, en heeft de hotel
business van zijn familie overgelaten aan blijkbaar een koppel jonge vrouwen,
aan de tongval te merken uit Hongarije?. We
drinken even iets in de Imbiss an
der Kaiserbachbrucke, en vatten dan een zware
beklimming aan naar de Oblasser Stausee,
driehonderd meter hoger gelegen. Het
wordt een lastige beklimming langsheen een mooi gemarkeerde boswegel, even
blijven hangen, en dan langs dezelfde weg terug naar beneden, ruim twee uur
weg. Vervolgens over een vlakke grindweg naar Huben,
2500m verderop, waar we hopen een restaurantje te vinden waar we wat kunnen
eten. Het
restaurant heeft vandaag net haar sluitingsdag, maar gelukkig vinden we een
cafeetje waar we een pizza kunnen eten, de eerste van deze reis. Dan nog 2500
meter terug, alweer de mooie bosweg, voldoende ver van de drukke verkeersader
doorheen de vallei. Eerst doorheen het bos, dan langsheen de wei, waar
enkele bomen met kweeperen mij er aan
herinneren dat ik bij mijn thuiskomst op zoek moet gaan naar deze vruchten
waarmee je zo lekker geurende gelei kan maken. Om
half negen ga ik naar mijn kamer en lig om negen uur al onder de wol. Dag 19 (Woensdag 22 juli 2020): Unterpeischlach
(Au) – Sölden (Au) Gans
mijn lichaam protesteert wanneer ik probeer op te staan. Die wandeltocht was
misschien toch wat te zwaar, en de matras net iets te hard. Naarmate mijn
koffie begint te werken, het buiten licht wordt en de eerste zonnestralen
over de bergkam de vallei binnenvallen voel ik de stijfheid toch zachtjes
wegebben. Het
ontbijt mag er wezen; het buffet is niet overdadig, maar toch redelijk
uitgebreid. Ik neem enkele broodjes, en een snee ‘schwarzes
brot’. Van dat laatste vraag ik mij af of de
scherpe smaak nu door het zout komt of door de kruiden die er in verwerkt
zitten, kortom toch net iets téveel van het goede. Als afsluiter neem ik nog
een kleine portie yoghurt met bosvruchten, lekker, en nog net eetbaar zonder
suiker toe te voegen. Op
de planning staan vandaag de Alpen, in westwaartse richting, hoewel dat in de
bergen niet altijd zomaar te kiezen valt. We
proberen de ganse dag de grote hoofdassen te vermijden, nemen wel tien
kleine, maar daarom niet minder hoge, alpenpassen, doen ons onderweg even te
goed aan een paar koffies, een broodje en een apfelstrüdel. Bijna
de ganse dag blijft het erg mooi weer. Naar
de avond toe komen we in een zwaar onweer terecht op zo’n acht kilometer van
het hotel dat ik onderweg boekte. Donder, regen en bliksem slaan ons even
rond de oren, maar tien minuutjes later staan we reeds druipend voor de balie
van Hotel Sonnenheim in Sölden, een heel net pensionnetje
gerund door een kleine vriendelijke bejaarde dame. Het
is ondertussen reeds halfacht. Snel de bagage naar de kamers, en dan op zoek
naar iets te eten, wat in zo een groot skioord geen probleem zou mogen zijn.
Hoewel er redelijk wat volk blijkt rond te lopen zijn de meeste zaakjes
dicht. Vele mensen boekten hier appartementjes waar ze zelf kunnen koken, en
contact met andere mensen kunnen vermijden. Het restaurant dat we
uiteindelijk toch vinden, wat dieper het stadje in, is dus maar weinig
gevuld. Na die grote apfelstrüdel van daarstraks
beperken we ons tot een slaatje, en gaan dan terug naar het hotel. Op het
marktplein staat een grote tent van doorzichtig plastic, waar een orkest een
typisch staaltje Oostenrijkse ‘blaasmusik’ ten
beste geeft. Alles mooi georganiseerd, de stoeltjes ver uit elkaar, en wij
veilig buiten. Dit
was me het dagje wel: van gans mijn leven nog nooit zoveel op en neer
gekrinkeld en gekronkeld, bijna tien uur aan een stuk, maar veilig begeleid
door een oude vriend. Dag 20 (Donderdag 23 juli 2020): Sölden
(Au) – Freudenstadt (D) Vroeg
opgestaan en toch nog trouw mijn verslag bijgewerkt. Ik kijk naar buiten en
zie dat dit stadje diep ingesloten zit tussen hoge bergruggen. Nevel en
wolken maken de hemel bijna onzichtbaar, maar geleidelijk aan zie ik toch wat
blauwe veelbelovende flarden doorschemeren. Straks
vatten we voorzichtig de terugweg noordwaarts aan. Na een laatste stop in het
Zwarte Woud zullen onze wegen zich morgen weer scheiden, en keren we beiden
huiswaarts. |