Alain blogt op de motor
Powered by Honda and
BMW
2021 Auvergne met Dirk Je
kunt er niet omheen. Europa kleurt steeds roder. Ook in Frankrijk zijn de laatste
groene zones oranje geworden, en het geheel kleurt overwegend rood. Na
een jaar onverdroten inzet in de bestrijding van de COVID-pandemie, is de
behoefte groot om aan al mijn keurslijven te ontsnappen. Dit motoreisje kan
mij hierbij helpen. Ook dit wordt
een trip, hoewel beperkt van duur en omvang, waar ik heel lang naar uitgezien
heb, maar welke mij toch zekere moeite gekost hebben om aan te vangen. Ik heb
de laatste 2 maanden al een paar pogingen gedaan om te reizen, wat in zekere
mate gelukt is. Om echter ten volle te genieten en mij volledig in te leven
in mijn rol als reiziger, moet ik het gevoel hebben dat ik mijn andere leven
achtergelaten heb. Ik onthecht me van de luxe waarin ik gewoonlijk leef, en
natuurlijk ook van alle plichten die die luxe in stand moeten houden, en ik
kan dan weer leren genieten van de mooie kleine momenten die zich al dan niet
spontaan aandienen. Met Dirk heb ik in het verleden
vele reizen gemaakt, zonder evenwel het verloop ervan in een dagboek of
relaas te gieten. Vele van die reizen zijn echter wel vastgelegd in
beeldmateriaal, ook reeds volledig gedigitaliseerd, maar nog niet gekoppeld
aan deze blog. Dirk kocht onlangs weer een
motorfiets. Na een zevental jaar ‘anders reizen’ voelde hij het
waarschijnlijk ook alweer jeuken, zij het dat die zeven jaar scheiding hem nu
net omgekeerd terug met die oude liefde herenigde. Gezien het maar een lichte
jeuk betrof is het kaliber van de motor ook iets meer bescheiden dan de
vorige. Na
mijn eerste reisdag neem ik ´s avonds toch nog de moeite een aanzet te geven
aan dit reisverslag. Het is halfnegen, en ik voel mij overmand worden door
vermoeidheid. Het verslag is de laatste 10 jaar echter integraal deel gaan
uitmaken van mijn motoreizen, dus om een bekend Frans gezegde te parafraseren,
“Voyage oblige”. Dag 1 (Zondag 8 augustus 2021): Watervliet (B) – Vitry-le-Francois (F) Om zeven uur stipt laat ik Watervliet
achter mij. Ik passeer nog even langs de kleindochtertjes in Gent. Ze zijn
vrolijk en lief, want straks gaan ze een weekje logeren bij oma, die blij is
dat ik op reis ben, zodat ze haar aandacht kan verdelen over slechts twee
kleuters in plaats van drie. Om kwart over acht sta ik aan de
deur van Dirk en Katelijne in Scheldewindeke.
Na een koffie en een kleine hap verlaten we het nog rustig ontwakend dorpje,
en nemen de snelweg om via Philippeville vlot de Franse grens te bereiken.
Het is winderig en fris, en de extra kledij is zeker geen luxe. Een paar
kleine regenbuien deren ons niet. De wegen zijn reeds tamelijk druk, en de
keuze voor de snelweg is dus een goed idee. In Couvin maken we de eerste
koffiestop. Goed beschermd achter glas, maar met een mooi uitzicht op het
marktpleintje. Buiten op het terras zitten drie Waalse motards. Ze zijn
blijkbaar nog niet even verkleumd van de kou als wij. Het cafeetje is
binnenin opgefleurd met vele foto’s van Amerikaanse ‘Indianen’. Dit voert
mijn gedachten even terug naar mijn reis doorheen Amerika in 2017. Het lieve
dienstertje serveert per ongeluk een grote koffie in plaats van een kleine,
en excuseert zich herhaaldelijk, ons verzekerend dat we toch maar een kleine
hoeven te betalen. Nog even terug de snelweg op tot
in Frankrijk, en vervolgens start het krinkelen en kronkelen doorheen het
zoete Frankrijk. Vanop de snelweg rijden we als het ware Rocroi binnen, een voormalig vestingstadje,
waaromheen de omwallingen en muren, ontworpen door Vauban,
nog zo goed als intact zijn. Binnen de muren ligt een mooi geplavuisd stadsplein, van waaruit stervormig een
tiental straten uitwaaieren. Smalle veld- en boswegels voeren
ons nu verder zuidwaarts, tot in Signy l’Abbaye. Van de abdij is niets meer te bespeuren, die
werd met de grond gelijk gemaakt na de Franse revolutie. Het dorpje heeft
echter nog een mooi stadhuis, en lieflijke waterkanten langsheen de Vaux. Na wat verder gereden te hebben is
het ondertussen middag geworden en we nemen plaats op een stadsbank om onze picknick
naar binnen te werken. Valleien, bossen en uitgestrekte
korenvelden volgen mekaar op. Hier en daar reeds een zonnebloemenveld. Net
na Machault duikt een groot monument op:
de Amerikanen bouwden op de Blanc Mont een memorial ter nagedachtenis van hun
deelname aan WO1 in 1918. Het lijkt wel een grote graansilo. Wat verder passeren we weer een
memorial, ditmaal een ossuarium, dat het gebeente van 10.000 soldaten bevat,
gesneuveld in de gevechten in de Marne tijdens de 1e wereldoorlog.
Een fotootje nemen wordt lastig, want een man in rode T-shirt ontsiert de
ganse site. Vreemd genoeg schijnt hij daar te staan wachten tot ook zijn
gebeente rijp en bleek genoeg is om bij de rest gevoegd te worden. Langs kleine wegen omzeilen we de
lastige passages door de steden. Omstreeks 18u zoeken we een hotelletje
in Vitry-le-Francois en
belanden in hotel ‘Au Beau Sejour’. Het hotel wordt opengehouden door
een koppel 70-plussers. Ze willen het hotel overlaten, maar dit zal de
gegeven omstandigheden heel lastig worden. De man excuseert zich voor het
vuile tapijt in de gangen. Een maand terug is hier een druggebruiker op zijn
hotelkamer in delier geraakt na een overdosis drugs. Al die vlekken zijn
bloedvlekken afkomstig van de wonden die hij zichtzelf toebracht door
herhaaldelijk met zijn zotte kop op de muren in te beuken. We maken een wandeling doorheen
het mooi verzorgde kleine stadje. De grote kathedraal lijkt eerst wat pompeus
maar straalt toch een indrukwekkende rust uit overheen het grote centrale
marktplein. De hele binnenstad is in dambordpatroon aangelegd, met aan de
rand het mooie stadhuis, waarachter een groot park welke tot ons hotel reikt. In een kleine eettent vinden we
nog een snelle hap, maar niets om over naar huis te schrijven. We wandelen
nog even rond en zoeken de bedsponde op. De hotelbaas zit nog steeds in zijn
bureautje achter plexiglas. Dag 2
(Maandag 9 augustus 2021): Vitry-le-Francois
(F) – Parray-le-Monial (F) Het is nog donker buiten wanneer
ik wakker word na een goede nachtrust. Een koffietje zet mijn geest op
scherp, en ik vat vol moed de blog aan. Ik heb even werk om het verslag in te
passen in het hoofdmenu en vervolgens online te zetten. Op TV worden de nieuwe
coronamaatregelen die vandaag van kracht worden sterk in de verf gezet. Je
hebt op vele openbare plaatsen een vaccinatiepas nodig. Geen zorg voor ons.
We zijn gevaccineerd én hebben de pas. Het is ondertussen 7u gepasseerd
en ik moet mij dringend klaarmaken voor het ontbijt. We gaan naar beneden en
vinden een lege ontbijtzaal. Alles staat echter klaar voor een Frans ontbijt:
stokbrood, croissants, chocoladekoeken, zoet beleg en koffie in soepbekers. Bij het laden van de moto’s word
ik omzwermd door kleine agressieve mugjes. Ik smeer mij snel in met
muggenmelk maar het is al te laat. Naast onze moto´s staan nog twee andere
zware BMW’s. We vertrekken onmiddellijk
zuidwaarts onder een stralend blauwe hemel met slechts een weinig hoge
bewolking. Het is nog fris. We zitten hier op de grens tussen Champagne en
Bourgogne, en rijden langsheen wijngaarden en producenten van champagne
en cremant. Naarmate we zuidwaarts rijden
wordt de hemel alweer wat grijzer met toch een licht dreigend tintje. De
temperatuur wordt wel snel aangenamer. In Brienne-le-Chateau staat een mooi barok kasteel op een rots aan
de rand van het stadje. Het herbergt momenteel een psychiatrisch centrum, en
lijkt volledig ontoegankelijk en afgesloten. Wat verder gaan we op zoek naar
een brommerzaakje, waar Dirk de ketting van zijn motor kan laten smeren. Dan
nog wat inkopen voor de picknick. Op een terrasje nemen we een koffie.
Onze COVID-pas wordt gescand en goedgekeurd. Het is toch alweer een
verplaatsingsdag. Rustige landwegen wisselen af met lieflijk rustige dorpjes,
waar doorheen we soms kleine rondjes draaien. Hier en daar stappen we even
af. Rond de middag passeren we even langs de mooie abdij van Fontenay, welke we reeds vroeger eens bezochten. Montbard, Saulieu.
Mooie dorpje Sully, met drie kerken. 2
vrouwtjes De agglomeratie van Montcenis/Le Creusot is
moeilijk te doorkruisen. We passeren er een enorme Michelin fabriek. In een
drukke bocht houden we toch even halt voor een koffie geserveerd door een
norse urk. Ook Monceau-les-Mines
is te mijden. De ganse regio doet mij denken aan sommige vroegere Waalse mijnregio’s. In Perrecy-les-Forges komen we weer wat op adem, zij het dat Dirk
die adem wel hard nodig heeft om met het thuisfront te overleggen hoe daar
een stroompanne moet aangepakt worden die de ganse dag geduurd heeft. We
bezoeken de mooie Romaanse kerk behorend bij een priorij. Het is al 17u gepasseerd en ik
boek een hotelletje in Parray-le Monial, een halfuurtje verderop: “Les trois pigeons”. Het hotel
is gelegen pal in het centrum, zodat we ’s avonds de stad nog kunnen
bezoeken, en ondertussen wat kunnen gaan eten. Dag 3 (Dinsdag 10 augustus 2021): Parray-le-Monial (F) – Le Brugeron (F) Ondanks het harde bed heb ik toch
zeer goed geslapen. Er was buiten geen lawaai te horen. Ik rommel maar wat aan, drink een
koffie, werk wat op mijn laptopke, en sta
vandaag wel mooi op tijd klaar om te gaan ontbijten. Het ontbijt is uitgebreid,
gevarieerd en lekker. Na het afrekenen verlaten we Parray en nemen de grote weg naar Anzy-le-Duc. Hier is alweer een mooie priorij te
bezichtigen, althans deels, evenals de bijhorende kerk. Dit alles in een mooi rustig
dorpje, waar we ook nog een echte warme bakker vinden, en dan zelfs nog een
authentiek en warm Frans brood. In Montaiguet-en-Foreze stappen we alweer af voor de bezichtiging van
een mooie oude stadspoort. Een landelijke weg voert ons naar
La Pacaudière, waar we westwaarts de bergen
van het Massif Central induiken. De ruige
natuur slokt ons op en brengt ons naar La Loge des Gardes, op meer dan
duizend meter hoogte. In feite is dit hier een skioord, althans de
infrastructuur is er nog wel, en de sneeuw wordt natuurlijker steeds
schaarser. We wandelen wat bergop tot aan het
ruime terras en nemen een koffie, beschermd door een klein parasolletje van
Ola. Dan weer de moto op, op zoek naar
een hotelletje waar we 2 nachten kunnen blijven. 15u: La Vie
en Rose. In
het restaurant is men net bezig de lunch aan het afwerken. Ik vraag naar de
beschikbaarheid van 2 kamers voor 2 nachten, en na wat gemopper lukt dit nog
ook, althans deels, want ze tovert zowaar een suite met twee aparte
slaapkamers en gedeelde badkamer uit haar hoed. De kamers moeten echter nog
opgemaakt worden, en dát was vermoedelijk de reden van haar ongenoegen. We stappen weer op de motor en
rijden naar de Col du Béal, de hoogste col uit
de buurt op 1390 meter. We doen het heel voorzichtig aan, want er is net
grint gestrooid op de weg, en dat is nog niet vastgereden. We passeren de
boomgrens, en zien al de hoogste top van de regio opduiken: de Pierre sur Haute, op 1634 meter. Er is een toren en een
communicatiemast te zien. Aan de top van de col is er een
restaurant met terras, waar we ons met veel geluk onmiddellijk kunnen
installeren onder één van de schaarse parasolletjes. Van hieruit hebben we
een mooi zicht op de berg en de rustige drukte, nu en dan onderbroken door
het lawaai van enkele quad’s. Mensen komen af
en aan. De meesten beperken zich net zoals wij tot het aanschouwen van de
steile helling naar boven. Er is een weg van meer dan 5 kilometer tot de top,
maar het is een militaire weg, en enkel toegankelijk voor
voetgangers en fietsers. Terug in het dorpje wandelen we
nog even om en rond en in de kerk, en zakken dan af naar het hotel. We
brengen de bagage naar boven, verfrissen ons, en vatten dan een boswandeling
aan. Het eerste stuk daalt af tot aan een wild klaterend riviertje met wat
verder zowaar een echt watervalletje. De terugweg duurt wat langer en
gaat natuurlijk weer bergop, maar is langer en minder steil, en geasfalteerd.
In het parkje naast het hotel rusten we wat uit op een bankje, en slaan een koppel
gade met een kleine camper. Ze reizen samen met een kat en een grote hond,
die ze beide keurig aan de leiband houden. Het avondmaal is eenvoudig: een
slaatje, gevolgd door een varkenspoot voor Dirk en een eendenbil voor mij. Dag 4 (Woensdag 11 augustus 2021): Le Brugeron (F)
– Le Brugeron (F) Vanaf 6 uur hoor ik nu en dan een
stille auto passeren. Vermoedelijk bergaf. De nacht was lang en verkwikkend.
Het bed is goed. Ik sta op en zet mij aan het werk.
Het wordt heel zachtjes licht buiten. Er wordt weer mooi weer voorspeld. Ik
werk mijn steeds minderende mails af, evenals het verslag. Om 7 uur hoor ik
Dirk rommelen, en ga mij ook klaarmaken. Het ontbijt is op zijn Frans,
redelijk uitgebreid, met zelfs fruit en yoghurt. We halen de motoren uit de garage
en zetten aan. De eerste stop is in Olliergues.
We bezoeken een kleine burcht met binnenkoer op een hoge rots midden in dorp.
Eigenlijk is het dorp rondom de burcht ontstaan met een kerkje aan de voet
van de rots. Op het marktplein is altijd wel
iets te beleven: een motard, volledig warm ingeduffeld, is aan het sukkelen met
een fles olie die uitgelopen is. Hij zal wel nog even werk hebben. We rijden dan verder, over de
rivier Dore, en vervolgens onder de spoorweg
door. Ik maak nog even halt voor een foto van een mooi oud stationsgebouweke. De streek is erg groen, wat
betekent dat we het treffen met het weer. Er zijn grote hoogteverschillen. In Cunhlat is
het net markt. We stappen af en lopen wat rond. Het is al warm, en we
installeren ons op een terrasje voor een koffie met uitzicht op het
marktgebeuren. Nog een etappe verder in Sauxillanges picknicken we in een rustig parkje op
een lommerrijke bank. Terwijl Dirk op uilenjacht gaat ruim ik wat op en sla
de mensen gade die hier hun hond uitlaten, en anderen die de festiviteiten
van volgend weekend voorbereiden. Het is al bijna dertig graden. Aan de hemel
valt geen enkel wolkje te bespeuren. Dan weer de moto op. Net voor Issoire,
in Parentignat, is er een statig kasteel dat
het ganse kleine dorpscentrum domineert. In Issoires zoeken
we een parkeerplaatsje in de schaduw, rechtover de kerk, en bergen we de
jassen in de motorkoffers op. De helmen gaan aan de ketting. De kathedraal is
erg mooi met beschilderde zuilen en plafonds, een mooi koor, en een crypte
met rondgang. We wandelen verder doorheen de
kleine stadskern, en stoppen dan even voor een verwenkoffie met
ijs. Van hieruit hebben we een mooi zicht op een statige horlogetoren,
opgetrokken in zwart basalt. We vervolgen onze toer door dit
mooie stadje en komen terug uit aan de imposante achterkant van de kerk. Na het stadsbezoek stappen we nog
een motozaakje binnen voor kettingvetspray. In de grote toonzaal staan
tientallen kleine terreinmoto’s en quad’s. De terugweg verloopt grotendeels
langs andere wegen, langs St Dier d’Auvergne,
de stuwdam en hydro-elektrische centrale van Sauviat. Het avondmaal nemen we weer in het
hotel. Dag 5 (Donderdag 12 augustus
2021): Le Brugeron (F)
– Saint-Privat d’Allier (F) Lang geslapen en dus onmiddellijk
alles moeten klaarmaken om te gaan ontbijten en straks te vertrekken, want
het wordt terug een verplaatsingsdag,
weliswaar niet te ver, maar toch naar het zuiden en iets westwaarts, om de
drukte om en rond de Ardèche te vermijden. Na een goed ontbijt, mét yoghurt
als afsluiter, laden we de motoren, rekenen we af, en laten we ‘La Vie en Rose’ achter ons, richting Ambert. Daar gaan we tanken: benzine voor de moto, en
brood, worst en kaas voor de inwendige mens. We verlaten algauw de grote weg,
en rijden door het ‘platteland, van de Haute-Loire, met zijn bergen, dalen,
bossen, velden, en lieflijke dorpjes, het een al meer dan het andere. Allègre trekt onze aandacht van ver, met de
imposante restanten van een mooie burcht, hoog torenend boven een zich
langzaam inslapend voormalig stadje. We stappen af en volgen de
hoofdstraat naar de hooggelegen burcht. De lange hoofdstraat telt vele
tientallen winkeltjes, of beter, voormalige winkeltjes, want bijna alle zijn
ze verlaten, of omgevormd in eenvoudige woningen. Zelfs toeristen zijn hier
geleidelijk aan weggebleven. Geen enkel restaurantje of terrasje meer. De koffie
moet dus wachten. Toch gelukkig nog een restantje
uit vervlogen tijden: een oude Vedette, in prachtige staat. Maar de koffiestop komt er dan
toch. In Fix-Saint-Geneys zien we in een
zijstraatje een rustig terrasje. We slaan het komende en gaande volk wat
gaande. Aan het tafeltje naast ons komt een koppel motards zitten, man en
vrouw op een zware BMW vlaggenschip. Een kleine blonde vrouw in een zware
Nissan Navarra pick-up probeert haar auto te keren op straat. De zware auto
kreunt en kraakt, valt stil, gaat naar voor en naar achteren. Zou Boerjantje
hier ook nog verre familie hebben? De bazin van het café en de vrouw van de
motard hebben er hun plezier in:´Naturellement une femme!’, zegt de ene, ‘Et naturellement blonde!’, zegt de andere. Ik kijk even
verwonderd op, verrast door zulke boude uitspraken, en zie dat beide vrouwen
ook blond of geblondeerd zijn, en dat eigenspot hen dus blijkbaar niet vreemd
zijn. We stappen de motoren weer op en
slaan algauw weer af naar het westen, het drukke verkeer achter ons latend,
en de bergen tegemoet. We rijden over een mooie bergrug met prachtige
vergezichten aan beide zijden, tientallen kilometers ver. De bergen in het westen zijn in
feite oude vulkanen, onherkenbaar door een weelderige begroeiing. In de
dorpjes echter kun je er niet naast kijken: de natuursteen is niets minder
dan het gesmolten lavagesteente. Ook de vlakkere gedeelten van het landschap
zijn ingenomen door vruchtbare akkers, waar de boeren zich haasten om de
aangekondigde onweders te snel af te zijn. En die onweders zijn inderdaad op
komst. Dat was deze morgen reeds te zien aan de waas die rond de bergen in de
horizon hangt, en de zware bewolking die zich hier en daar geleidelijk vormt. Ondertussen hebben we weer
gepicknickt, en hebben we ons nadien geïnstalleerd op een ommuurde terrasje
in een onooglijk klein dorpje. We hebben uitzicht op een typisch
huisje opgetrokken in zwarte basalt. De praatgrage bejaarde bazin
serveert ons een koffie met een fris glas water erbij. Binnen in haar
restaurantje zijn enkele stielmannen in de basaltstenen haard een enorm spit
aan het installeren, wat niet zonder slag of stoot gaat, want de vulkaansteen
is heel hard te doorboren. Ze vraagt van waar we zijn, en voelt zich met ons
verbonden, gezien ze uit de regio Pas-de-Calais afkomstig is, en pas na vele
omzwervingen hier beland is. Ze lijkt mij hier toch niet met haar volledige
goesting te wonen, maar nu te oud om weer te veranderen. We zien in de verte de eerste
regengordijnen, gelukkig nog ver genoeg en erg plaatselijk. We stappen terug
op de motoren, en vinden al heel gauw twee comfortabele kamers in een klein
oud hotelletje wat verderop, Le Vieux Auberge.
Terwijl we ons wat verfrissen begint het zacht te druppelen, maar niet voor
lange tijd. Uiteindelijk hebben we de drukte
niet echt kunnen vermijden, want we zitten hier in Saint-Privat d’Allier, op een van de eerste pleisterplaatsen op
de Camino de Compostela,
vertrekkend vanuit Le Puy-en-Velaye. Het is evenwel een ander publiek: de mensen zien
er goedgemutst uit en nog vol goede moed en voornemens, en zijn eerder
achteraan dan vooraan of rondom rond beladen. Terwijl ik dit schrijf zit ik
met mijn laptopje aan een terrastafeltje net aan de rand van de weg, die
momenteel nog druk bereden wordt. Dirk is even zijn Iphone gaan
opladen, omdat die na amper 10 uur reeds telkens leeg loopt. Het is redelijk fris, het waait
nogal en kan elk moment weer beginnen onweren, en wanneer Dirk beneden komt,
ga ik mijn fleece halen, en gaan we op stap naar de oude burcht op de rots
aan de rand van het dorp. Dit was vroeger de kern van het dorp:
een enorme burcht en een mooie Romaanse kerk op een hoge rots, en daaromheen
eenvoudige huisjes langsheen de steile straatjes. In de kerk kun je je boekje
afstempelen om te bewijzen dat je deze etappe volbracht hebt. We zitten hier in half pension, en
gaan om zeven uur aanschuiven in de afgescheiden eetzaal, die al snel
volloopt. De maaltijd is eenvoudig en lekker, en ditmaal mét een toetje! Nadien gaan we nog even wandelen
tot het te donker wordt, en trekken we ons terug in onze kamers. Dag 6 (Vrijdag 13 augustus 2021): Saint-Privat d’Allier (F) - Saint-Privat d’Allier (F) Ondanks de ligging aan de hoofdweg
was er deze nacht niets van het verkeer te horen. De straten liggen er nog
nat bij. Het moet deze nacht nog wat geregend hebben. Toch is de hemel aan
het opklaren. De ontbijtzaal loopt snel vol, en
het koffieapparaat kan niet volgen. De meeste gasten zijn van rijpere
leeftijd. Een uitgeteerd ogende man laat plots zijn vrouw alleen en gaat
buiten een kankerstokje opsteken. Nat het ontbijt controleer ik even de
motor, die de nacht buiten heeft doorgebracht. Het oliepeil is nog ruim
voldoende. Dirk smeert de ketting van zijn motor. Vervolgens weer naar boven,
en dan nog een uurtje op het terrasje voor het hotel de voorbijgangers
gadeslaan, plannen maken voor vandaag, en mijn verslag aanvullen. Den uitgeteerden blijkt een motard te zijn. Hij stapt op
zijn Ducati: Zijn madam zwiert zich soepel op de duozit,
en ze verdwijnen snel uit het zicht. Dirk is zijn ochtendgymnastiek aan
het doen, midden op straat. Enkele mensen bekijken hem met een scheef oog.
Vervolgens gaat hij proviand inslaan in het bakkerijtje verderop. We kunnen nu vertrekken voor een
tocht doorheen de bergen van de Margeride. We
rijden zuidwestwaarts. Een groot wit beeld trekt van ver mijn aandacht. Een
kleine aardeweg leidt ons tot aan de voet van het beeld: La Notre Dame de Gévaudan.
Het beeld werd opgericht als dank voor de bescherming van het dorp Saugues tijdens de 2e wereldoorlog.
Overmorgen wordt hier in open lucht een mis opgedragen. In La Clauze stoppen
we even om een bijzondere achtzijdige toren te bezichtigen, een restant van
een vroegere burcht of graanschuur? Dit gehucht bevindt zich op de
via Podiensis, die vanuit le Puy en Velay vertrekt en naar Santiago de Compostela leidt. Er lopen hier dan ook alweer heel
wat caminards rond, waarvan zelfs een
gezinnetje met een kind op een ezeltje. Via Le Pas de l’Ane op bijna 1500 meter steken we de bergkam van
La Margeride over en belanden zo in
de Lozère, een ander departement. We rijden tot Malzieu–Ville, en stappen af.
Dit stadje heeft nog een goed bewaarde ommuurde stadskern, en er zijn net wat
historische festiviteiten in voorbereiding. Een doedelzakspeler laat enkele
noten schallen over het kleine marktpleintje.
De rest van het stadje lijkt eerder doods, behalve aan de rand waar
de horeca gevestigd is. Het is dan ook warm, en regelmatige rust en
hydratatie is dan ook aan de orde, vooral voor mensen die de middelbare
leeftijd al voorbij zijn. Het kost wat moeite om de juiste
weg te vinden om het stadje te verlaten, maar het lukt ons toch om de juiste
weg te vinden tot in Lajo, waar we picknicken
en even uitrusten. Met het warme weer duikt ook een van de mooiste geneugten
op van het motorrijden: allerhande heerlijke (en soms een minder heerlijke)
geuren die we opsnuiven bij onze passages langsheen weiden, bossen, velden,
pas gemaaid of niet. In Covid-tijden, en op
onze leeftijd, heeft dit geurenfestijn nog een extra voordeel. Het bewijst
dat je geen COVID hebt, én dat dementie nog niet om de hoek loert. St-Alban-s-Limagnole is een dorpje waar bovenop een rots een
oud kasteel staat met ernaast een hospitaal. Ik bezoek het kasteel met mooie
binnenkoer. Er is net een tentoonstelling van natuurfoto´s van de bergregio. In St-Amans houden we nog een
laatste keer halt vooraleer de terugweg naar het hotel aan te vatten. Ditmaal steken we La Margeride opnieuw over langs de Col du Cheval Mort op bijna 1500m. Dan rijden we langsheen de Chapeauroux, eerst een beekje van nauwelijks twee meter
breed, maar steeds bredere en dieper wordend naarmate we verder rijden.
Ondanks de hitte is de rit erg genietbaar. Dan volgen we de Ance, met enkele kleine stuwdammetjes, tot die zich dan
wat verder stort in de Allier, een zijrivier van de Loire. Het is bijna 18u wanneer we het
hotel bereiken. Na het avondmaal gaan we nog wat wandelen en zoeken dan onze kamer
op bij het invallen van de duisternis. Dag 7 (Zaterdag 14 augustus 2021): Saint-Privat d’Allier (F) - Saulieu (F) Een warme dag kondigt zich aan. We
vatten vandaag zachtjes de terugweg aan, langs kleine wegen, waar we
vermoedelijk weinig zullen merken van dit beruchte zwarte weekend. We zijn de eersten in de
ontbijtzaal. Het lijkt vandaag minder druk in het hotel, of lijkt dat enkel
zo en zijn ze allen aan het uitslapen? Dirk is wat onrustig, want hij is zijn
zonnebril kwijt, die hij hard nodig heeft bij dit zonnig weer. Gelukkig heeft
de patron hem gisteravond gevonden en
veilig opzij gelegd. We laten het ontbijt ons smaken, ik reken ons verblijf
af met de patron, en we verlaten met enige
spijt dit goede adresje. Dit redelijk vroege uur is het
best om met de moto te rijden: nog niet te veel verkeer, en een aangename
temperatuur. We volgen min of meer de heenweg terug noordwaarts. Toch zie ik
nu weer nieuwe landschappen, is het een heel andere ervaring. In Ambert gaan we weer tanken en mondvoorraad opslaan.
Soms een leuk weerzien of herinnering. Zo is ook de olievlek nog zichtbaar
in Olliergues op de plaats waar die
motard een kapotte oliefles uit zijn bagage haalde. Maar ook wij ontsnappen niet aan
een groot malheur! Net voorbij Noirétable nemen
we een koffie bij Marcel Blanc in het onooglijk dorpje Les Salles. Marcel ziet er wat sullig uit, maar blijkt toch
een ondernemer van formaat, gezien hij het huis ernaast opkocht en volledig
renoveerde om zijn huidige zaak van bar, bakkerij en gokkantoor in onder te
brengen. De verhuis is gepland voor oktober. Bij het wegrijden beperkt de
motor van Dirk zich echter tot wat pruttelen. Na een aantal keer proberen
lukt het uiteindelijk toch, en hervatten we de route. Niet voor lang echter,
want ik zie Dirk in mijnen retroviseur heftig
zwaaien. Hij is nu ook nog zijn telefoon kwijt. Gevallen? Achtergelaten op
het terrasje? We rijden terug, maar de GSM ligt niet in het cafeetje. Plots
ziet hij de telefoon aan zijn voeten liggen, vermoedelijk van tussen zijn
kleren gevallen, nu hij afgestapt is. Doorheen les Monts de la
Madeleine langsheen de Besbre kronkelen
we doorheen het ene na het andere kleine dorpje tot in Lapalisse. Zowel Lapalisse als
het volgende stadje Jaligny-sur-Besbre hebben
een mooi kasteeltje, waarvan we in onze passage slechts een glimp opvangen. In een klein dorpje proberen we
een kloostertje van meer nabij te bekijken. Het bevindt zich boven op een
rots, met ernaast een kerk, een marktpleintje, een gemeentehuis en enkele huizen.
Het dorp heeft zich nu neerwaarts sterk uitgebreid, terwijl het enorme
klooster afgesloten is, en aan een triestige aftakeling wordt overgelaten. Uiteindelijk bereiken we rond
17u Saulieu, waar we naar een hotel op zoek
gaan. We hebben geluk. Het juffertje van de toeristische dienst heeft in een
mum twee kamers opgesnord, wat niet evident is in dit drukke toeristische
weekend. De moto’s mogen we in de garage zetten. Het dakkamertje is heel
klein, maar biedt het nodige comfort, met toilet, lavabo en douche. Om 19u gaat het restaurant open.
Nadien kan ik Dirk zover krijgen om het stadje nog eens te bezoeken. Het gaat aanvankelijk
gemakkelijker dan gedacht, want de straat loopt naar beneden. De terugkeer is
iets lastiger, maar die inspanning garandeert een snelle en deugddoende
nachtrust. Dag 8 (Zondag 15 augustus 2021): Saulieu (F) – Watervliet (B) Wanneer ik ’s morgens in de
ontbijtzaal kom is Dirk druk in gesprek met de andere hotelganger die we gisteren ook reeds zagen. We
vertrekken een hal uurtje vroeger dan de andere dagen, en kunnen wat langer
genieten van de ochtendfriste. Op deze zondagvoormiddag is het
moeilijk een cafeetje te vinden, maar uiteindelijk vinden we er toch een aan
een drukke weg in Lusigny sur Barse. We ontsnappen aan de drukte van Troyes
door er ver genoeg ten oosten van te blijven, rijden door onmetelijke
graanvelden, en passeren langs Dampierre, met haar mooie grote kasteel. Of
dit kasteel enig verband houdt met onze vroegere graaf van Vlaanderen weet ik
niet, maar dit kasteel is in elk geval van veel recentere datum. Het is
afgesloten en geeft een verwaarloosde indruk. Even verder, in de buurt van Songy picknicken we in de lommer onder
de lindebomen. Er zijn veel muggen, en een ervan heeft mij direct als
picknick uitgekozen en bijna leeggezogen. Gelukkig heb ik muggenmelk bij, en
het blijft bij deze ene prik, die mij wel een serieuze plaatselijke zwelling
oplevert. Naarmate de dag vordert, en we
meer noordelijk komen, neemt de wind en de koelte toe, hetgeen de rit wel wat
draaglijker maakt. In Rocroi houden we om
17u even halt. Gezien het morgen gaat regenen, en er veel lastiger verkeer te
verwachten is, besluiten we toch ineens door te rijden naar huis. We
bereiken Scheldewindeke om 19u, en
vervolgens rij ik zelf verder naar Watervliet, waar ik omstreeks 8u30
behouden toekom. Hiermee komt een einde aan een
mooi reisje, doorheen een land dat dag op dag roder kleurt door toename van
het aantal COVID-besmettingen, maar waar we hebben kunnen ervaren dat de
meeste mensen het helemaal niet nauw nemen met de geldende richtlijnen. |
|