Alain blogt op de motor
Powered by Honda and
BMW
|
2024 Spanje España re-revisitado Diario de un motociclista solitario Ik heb er bewust voor gekozen om deze reis alleen
te maken. De weersomstandigheden zijn eind april nogal uitdagend, en leggen
dus een zekere last op de schouders van een avontuurlijke motorijder. Ik moet
dus snel kunnen beslissen, en zelf de gevolgen dragen van mijn keuze. Dag
1 (Do 25 april 2024): Orleans F – 500km Hier
start mijn reisverslag. Het is halfzeven ‘s avonds. Ik bevind mij in de
Auberge de Jeunesse in Orleans. … Deze morgen om halfacht was het zover. Ik stapte de
motor op, en liet dra Watervliet ver achter mij. Ik ben dus wel alleen
vertrokken, maar verwachtte mogelijk wel gezelschap van een of meer
ijsheiligen, die mij elk konden trakteren op één van hun specialiteiten. Op den Heiligen Frigorius moest ik niet lang
wachten. Het was deze morgen inderdaad erg koud, nauwelijks 6 graden, en
vanaf Kortrijk werd het nóg kouder. Mijn vingers deden pijn en verloren alle
kracht. Voor de rest was ik echter goed ingeduffeld, in het bijzonder met
mijn nieuw buffje, dat ook achteraan perfect aansluit tegen de onderkant van
mijn helm. Ik realiseerde mij plots dat ik mijn helmcamera
vergeten had, en troostte mezelf met de gedachte dat ik dan mijn achterstand
met filmpjes monteren niet nog meer zou vergroten. Ik zal dus meer moeten
beleven, en iets minder registreren. In opdracht van mijn GPS, verliet ik vroeg, even
buiten Rijsel, de snelweg. Dat doe ik geen tweede maal. De passage langsheen
Douai en Cambrai is niet echt interessant. Beter is de volgende afslag te
nemen, in Fresnes, net vóór de Péage. In Cambrai stopte ik bij een Leclercq om wat
proviand op te slaan, want de komende dagen zal het niet altijd evident zijn
om ’s avonds nog iets te gaan eten. Vanaf St-Quentin werd het iets minder koud, en
was de route aangenamer: niet al te druk, en met uitzicht door het golvend
landschap en de afwisselende bebossing. Ik passeerde Soissons en reed dan
weer zuidwestwaarts. Even voor Parijs sloeg ik dan links af, en nam de
Francilienne. Die was druk, maar steeds doorgankelijk, en vooral niet zo
‘drukkend’ als de Parijse Peripherique. Er zijn nu zelfs verkeersborden om
het verkeer van slalommende motorrijders tussen de files van auto’s te
regelen. Ze mogen niet harder gaan dan 50km/u. Zeg dát aan een Fransman… Het is de ganse voormiddag steeds droog gebleven,
en de wind was niet al te storend. Vanaf de middag kreeg ik zelfs meer dan
tien graden, hetgeen de pijn aan mijn vingers snel verjoeg. Ik werd zelfs
getrakteerd op enkele uren wisselend zon en bewolking, en zelfs heel even
picknick weer. Tegen wil en dank kwam ik toch terecht op de grote
meubelboulevard richting Etampes. Het eerste stuk dicht tegen Parijs valt erg
tegen, maar als je er op komt via de Francilienne, valt dat nogal mee, en
wordt weliswaar nog aangenaam naarmate Orleans dichterbij komt. In Orleans was de Jeugherberg snel gevonden. Ik
stond er niet alleen aan de deur. Een Brit op een Royal Enfield, en een
Fransman op de fiets, beiden nóg ouder dan ik. Tot onze aangename verrassing
mochten de motoren in een ondergrondse garage, en kregen we onze kamer
toegewezen: de fietser en ik op het tweede verdiep, de Brit op het
gelijkvloers: à la tête du client. … Tot zover mijn belevenissen sedert deze morgen. Ik start de blog op,
en som eerst een aantal belevingspunten op die mij te binnen schieten. Ik
maak er straks wel een verhaaltje van. Ondertussen speel ik een broodje naar
binnen, samen met wat toespijs dat niet al te lang bewaart in mijn
motorkoffer. Het
is ondertussen halfzeven ’s avonds geworden. Ik stap naar buiten, van plan een wandelingetje te maken naar het
stadscentrum, en tref aan de poort de Brit, die hetzelfde plan heeft. John, zo heet hij, is 77, en woont in de buurt
van Leeds, in een klein agrarisch dorp, waar hij met zware machines loonwerk
uitvoert in opdracht van de landbouwers. Zijn zonen hebben de zaak nu in
handen, en zijn mechanisch werk beperkt zich tot het restaureren van oldtimer
auto’s en motoren. Hij kan het niet laten om er nu en dan nog een bij te
kopen waardoor hij er veel te veel heeft, want hij is zelf tot niet veel meer
in staat, met een slechte rug en een zwak hart. Mère Aubergiste had dat goed
ingeschat! Inderdaad, elke 100 meter moeten we even halt
houden om hem te laten bekomen. Gelukkig heeft hij er geen last van op de
motor. Hij is voor langere tijd op reis dan ik. Hij overnacht overal minstens
twee nachten, wat hem toelaat even op adem te komen. Wat verder gaan we uit elkaar: hij wil gaan eten,
en zich daarna op kroegentocht begeven. Ikzelf maak mijn wandeling naar het historische
centrum af en keer dan terug naar het hotel. Ik doe nog een poging om de blog
wat aan te vullen, maar de vermoeidheid neemt het van mij over, en ik zoek
mijn sponde op. Dag
2 (Vr 26 april 2024): Cadouin F – 400km De
nacht was deugddoend, maar, zoals verwacht, te kort. Spieren en ligamenten
die ik maandenlang niet gebruikt heb zijn gisteren zwaar op de proef gesteld.
Dat zal de komende dagen wel beteren door oefening en warmer weer. Geleidelijk
aan wordt het buiten licht. De hemel ziet er veelbelovend uit: mooi en blauw,
en schaars bekleed met kleine wolkjes. Ik
werk de blog bij, maar publiceer die nog niet omdat er teveel losse eindjes
in zitten. Rond
halfacht ga ik naar beneden ontbijten. Ik ben de eerste, maar algauw schuiven
andere gasten aan. Een rijzige magere Amerikaan is niet op zijn mondje
gevallen, en dat laatste, dat mondje dus, spreekt zelfs aardig Frans. Hij is
net als John ook 77 jaar oud, en is twintig jaar geleden geëmigreerd naar
Vietnam. Zijn naam is mij ontsnapt. Sinds zijn broer overleden is, tien jaar
terug, keerde hij niet meer terug naar de US, en is dat ook niet meer van
plan. Hij werd ooit, in 1967, nog opgeroepen om in Vietnam te gaan vechten,
maar kon eraan ontsnappen door een toenmalig drugsprobleem. Algauw maken we
ook kennis met Cecile, een Française, die de liefde van haar leven gevonden
heeft in Berlijn. Ze wonen nu in Magdebourg, een mooi stadje in
Oost-Duitsland, dat ik reeds tweemaal bezocht, en zelfs bijna driemaal, ware
het niet dat ik door een plotse panne aan de Transalp diende te overnachten
in Frankfurt an den Oder. Arent, een Duitser uit Dortmund, komt er ook
bijzitten, en even later ook nog de vrouw van Cecile, Leonie, met hun
peuterzoontje Tijl. Het gebabbel loopt wat uit, maar ondertussen wordt het
buiten wat minder koud. Om
negen uur zet ik aan, en verlaat Orleans, met mooie vooruitzichten, afgaand
op het melkachtige zonnetje, dat toch reeds haar warme deugddoende stralen
mijn richting uitstuurt. Ik rij eerst een hele tijd over de gewone weg
zuidwaarts, en stop even in Lamotte-Beuvron, waar we ooit overnachtten in
Hotel Tatin, en natuurlijk konden genieten van de enige echte Tarte Tatin. Het
mooie weer maakt mij overmoedig. Mijn windbrekerke verdwijnt in de koffer en
de zware handschoenen ruil ik in voor korte lichtere. Niet voor lang echter;
een kwartiertje later trek ik mijn winteruitrusting weer aan. In
Vierzon ga ik de snelweg op, rij voorbij Vatan en Chateauroux, en even later
word ik bijgebeend door den Heiligen Pluvius. Het wordt een kat en
muisspelletje tot aan Limoges, maar de korte buien dringen gelukkig niet door
tot op het bot. Ik profiteer van een zonnig momentje om even te stoppen, en
een broodje kaas naar binnen te spelen. Even
voorbij Limoges ga ik de snelweg weer af, en rij op mijn gemakje eerst naar
St-Yrieix-la-Perche. Ik ga er een Bar-Tabac binnen, en bestel een café
allongé. De bazin zit waarschijnlijk met andere muizenissen in haar hoofd,
want ze serveert een kleine espresso. Geen erg; die smaakt mij net zo goed,
of zelfs nog beter. Ik heb nog genoeg water in mijn tanktas om mij tijdig te
hydrateren. En
dan weer verder doorheen de mooie Perigord Noir tot in Cadouin, waar ik een
kamer geboekt heb in een oude abdij, nu deels omgevormd tot jeugdherberg. Cadouin
is een mini-dorpje, gebouwd omheen de oude cisterciënzer abdij. Het pleintje
voóór de kerk en de abdij is verkeersvrij. Ik stap af en ga op zoek naar de
jeugdherberg. Een smal gangetje voert mij naar de publieke binnenkoer, waar
tafeltjes en stoeltjes, en zelfs enkele ligzetels, een terrasje vormen. Dat
alles ziet er nu echter redelijk verlaten uit, behalve twee fietsen,
vermoedelijk van andere gasten. Ik word erg vriendelijk ontvangen aan de
receptie, en krijg mijn kamer toegewezen, alsook lakens en handdoeken. Die
laatste zijn in feite niet inbegrepen, maar voor fietsers en motorrijders
doen ze iets extra, omdat die niet veel bagage kunnen meenemen. Het
is een authentiek monnikenkamertje, met het bed boven in de mezzanine, die
zich deels boven de gang bevind. Via een klein venstertje heb ik uitzicht op
de mooie private antieke kloosteromgang, met daartussen een goed onderhouden
siertuin. Ik
ga mijn motor halen, zet hem op het binnenkoertje naast de fietsen, en breng
mijn bagage naar boven. Even
later ga ik op stap. Ik bezoek eerst de kerk, want die zou wel eens kunnen
gesloten worden om zes uur. De hele site blijkt een bedevaartsoord, ontstaan
rond een lijkwade van Christus die door kruisvaarders zou meegebracht zijn
uit het Midden-Oosten. Honderd jaar geleden trokken duizenden bedevaarders
nog naar Cadouin, om het reliek te aanschouwen, of zelfs aan te raken. Toen
bleek dat het een lijkwade betrof van een mohammedaanse kalief, was de gekte
gauw over, en viel het dorpje in een duizendjarige slaap. Het kerkje heeft
zijn beste tijd dus wel gehad, maar heeft er toch enkele mooie
plafondschilderingen en glasramen aan over gehouden. De
rest van het klooster is te bezichtigen tegen een stevige prijs. Op
het kerkplein bevindt zich een houten overkapte constructie van zo’n 10 op 10
meter, waar ook bij sneeuw of regen markt kan gehouden worden. Er
komt een motor aanrijden. De jonge motard rijdt wat hulpeloos af en aan,
stapt af en kijkt om zich heen. Ik spreek hem aan, en jawel, hij is ook op
zoek naar de jeugdherberg in de oude abdij. Ik wijs hem de weg, waarna hij
weer opstapt, wegrijdt, via het poortje de binnenkoer van de abdij oprijdt. Ik
stap een restaurantje binnen, en reserveer een tafeltje, waar ik om zeven uur
kan dineren. Daarnaast bevindt zich een kunstgalerij, waar schilderijen en
keramiek aan de man wordt gebracht. Enkele werkjes zijn best mooi… om te
bekijken…maar wel erg duur… Wat
later zie ik de motard terug aan de receptie. Zijn motor, een CB500X, is
bijna dezelfde als de Honda die mijn dochter Elke ook nog bezat, maar wat
meer avontuurlijk aangekleed. Een heel betrouwbare en probleemloze motor,
maar niet zo erg aangenaam om mee te rijden, omdat hij te weinig koppel heeft
in de lage toerentallen. Om
19u ga ik eten in het restaurantje tegenover de abdij. Ik krijg er een grote
Salade au chêvre chaud geserveerd. Een
half uurtje later keer ik voldaan terug naar mijn kamer. Ditmaal heb ik nog
voldoende poer over om de blog nog wat verder bij te werken, maar het online
zetten lukt nog niet. Ik ga weer redelijk vroeg slapen, want ook vandaag
was erg vermoeiend. Dag
3 (Za 27 april 2024): Pau F – 250km Buiten is het droog, maar de zwaluwen vliegen
laag. Dat wordt vandaag weer opletten. Ik bekijk de weersvooruitzichten, en die zijn niet
schitterend. Zowel in Frankrijk als in Spanje wordt slecht weer verwacht: regen,
hagel, wind, en kou. Ik overweeg ernstig om voorzichtig weer noordwaarts te
keren, langs de Atlantische kust, die de eerste dagen gespaard blijft van de
regen. Ik ga eerst ontbijten. Het aanbod mag er wel
wezen. Ruim voorzien, weliswaar zonder warme toespijs. De enige andere gasten
zijn een Duits koppel, vermoedelijk de mensen op de fiets. Ik blijf lang zitten, tokkelend op mijn
smartphone, onbeslist over wat ik vandaag zal doen. Ik laat mij door de wind niet afschriukken en neem
ik de beslissing: ‘Nie pleuje, op naar Spanje !’. “Blasius op, Blasius nere, blaast hij nog, ik
blaze were.” Ik raap de handschoen wel voorzichtig op, en boek
een hotel in Pau, dus nog in Frankrijk, waar ik hoop aan de komen vóór het
verwachte zware onweer. Wanneer ik vertrek is het ondertussen wel 10u
geworden, maar het is nog steeds droog. Aanvankelijk is het zelfs aangenaam
rijden, zeker niet te koud, met een stevige frisse bries. De lucht is zwaar
bewolkt, en slechts nu en dan is een een streepje blauw even zichtbaar. Ik rij door een groene regio waar veel
pruimengaarden zijn. De wind verdappert nog geleidelijk aan, maar
beperkt de regenval tot enkele flauwe druppels, die al even snel opdrogen als
ze gevallen zijn. Net over de Lot neem ik een klein weggetje en een mooie
duiventoren in een wei trekt mijn aandacht. Die behoort tot het mooie
‘Château de Rivière’ in Le Temple-sur-Lot. Het kasteeltje is nauwelijks
zichtbaar, verborgen achter bomen en
struiken in een grote tuin. Dit deel van Frankrijk is zeker mooi te noemen,
eerst doorheen de Dordogne, en wat later door de Landes, met eindeloze lekker
geurende pijnboombossen. Wat een verschil met de vorige dagen, waar
landbemesting de enige geur was die ik hier en daar kon opvangen. De hoge
pijnbomen beschutten mij voor de felle wind. Saint-Justin is een kleine Bastide. Ik passeerde
hier vroeger ook reeds. Het marktpleintje is mooi, maar doods, op een vrouw
na, die net aan haar picknic begint, gezeten op een bankje. In Villeneuve-de-Marsan stap ik af voor een
koffie. Een gezette Fransman komt op mij af, en spreekt me aan in het Duits.
Hij wil me waarschuwen voor het zware onweer dat seffens verwacht wordt. Ik
neem zijn verwittiging ter harte, en bedank hem voor de raad. Ik blijf niet
hangen en vervolg aldra mijn weg zuidwaarts, waar het onweer vermoedelijk
minder heftig zal toeslaan. Ik passeer een mooie Chateau d’Eau, leuk
beschilderd als een oude middeleeuws kasteel. Eén kilometer vóór het hotel stuurt mijn GPS mij
de mist in, rij ik wat heen en weer te knoeien, en slaag er uiteindelijk nét
niet in geheel droog het hotel te bereiken. Een goed hotelletje! Wat heb ik
toch weer geluk. Ik ben in Pau aanbeland, waar zon en regenbuien
elkaar in snel tempo opvolgen. Ik kleed mij om, en ga op stap. Het centrum
van Pau blijkt echter wat te ver gegrepen, en ik hou het bij wat winkelen in
de grote winkelgalerijen een paar kilometer verderop. Ik koop een slaatje in
de traiteurafdeling. Mijn hotelkamer valt best mee: ruim, proper, en
nog bijna nagelnieuw. Daarom had ik dit hotel ook uitgekozen. Voorlopig
lijken hier niet veel gasten aanwezig. Misschien omdat het weekend is? Dag
4 (Zo 28 april 2024): Calatayud ES – 350km Het is nog donker buiten. Ik word langzaam wakker.
Mijn pijntjes zijn al veel verbeterd. Oud worden is voorlopig nog niet al te
erg. Bij het lekkere en gevarieerde ontbijt overloop ik
de mogelijkheden om redelijk diep Spanje binnen te dringen, en het toch zo
droog mogelijk te houden. Mijn oog valt op Calatayud, waar wij 20 jaar terug
overnacht hebben in een prachtig hotelletje: Meson de la Dolores. Ik boek
voor twee nachten, zodat ik toch even kan bekomen van de verre verplaatsing,
en dan een plan kan opmaken voor mijn verdere ontdekking van het ruwe binnenland
van Aragon. Ondertussen boek ik ook nog twee overnachtingen in
Frankrijk om mijn terugkeer binnen tien dagen vlot te laten verlopen. De blog kan wachten, de hemel ook. Ik heb hier op
aarde nog veel te verkennen, en ik heb er zin in. Ik kleed mij flink aan, want het is nog vroeg, en
ik moet de Pyreneeën over. De parking van het hotel is nu ineens tóch vol.
Daar heb ik niets van gemerkt. Stille gasten, goede isolatie, des te beter. Nu recht naar het zuiden, hopelijk naar de warmte.
Ik passeer eerste enkele mooie oude waterkrachtcentrales, en wat verder een
versleten stuwdam, waar hier en daar al stukken beton uit loskomen. Dat wordt
een hele onderneming om deze ooit te vernieuwen. Ik rij steeds maar hoger, en rij dan over de Col
du Portalet, een kleinere bergovergang, een van de mooiste. Er ligt nog
redelijk wat sneeuw op de bergtoppen. Er zijn zelfs wat skistationnetjes
open. Gelukkig is de weg sneeuwvrij, en hopelijk ook ijsvrij. Ooit hebben wij
geprobeerd om in mei de Pyreneeën over te steken vanuit Spanje, maar zijn
toen omwille van de sneeuw ver westwaarts moeten omrijden om over te geraken. Alles verloop echter vlot. Het is zondag, en ik
ben niet de enige motard op de weg. In Bielsa stop ik even voor een koffie.
Het is hier reeds zó aangenaam, dat ik mij installeer op een terrasje buiten
in de zon, met uitzicht op het kerkpleintje. Ik was hier vorig jaar ook met
Udo. De café-uitbater staat er nu alleen voor. Zijn vrouw heeft een
accidentje gehad: per ongeluk haar eigen pink en ringvinger tot aan de basis
afgekapt in de keuken. De man is er van ontdaan wanneer hij dit vertelt. Ik rij weer verder, ga tanken in Sabiñago, en
wordt door mijn TomTom op een vervelende snelweg naar Huesca geloodst. Dat is
niet erg naar mijn zin, en in neem zo snel als kan de eerste afrit, richting
Caldeaguas. Wat een contrast. Dit baantje wordt in de winter niet
onderhouden, en dat is te merken ook. Ik ben echter niet gehaast, en geniet
van het prachtige landschap en de heerlijk zoete geuren die opstijgen vanuit
het bloesemende landschap. In het onooglijke kleine Triste installeer ik mij
op een bankje voor de picknick, rechtover het mooi gerestaureerde kerkje. Ik
beperk mij tot één broodje met kaas, om straks niet in slaap te vallen op de
motor. Ik ontdoe mij van enkele warme kledingstukken, en
kruip weer de motor op. Heel wat motoren en wielertoeristen hebben dit
landweggetje ook ontdekt, en ik blijf zelfs even achter een groepje fietsers
hangen, terwijl ze overmoedig op een steile afdaling elkaar de loef proberen
af te steken. Wanneer het weer naar boven gaat, steek ik ze voorzichtig één
voor één voorbij, en laat ze opgelucht definitief achter mij. Ik volg de diep ingesneden Rio Gallego, voorbij de
prachtige Mallos de Riglos. In Ayerbe verlaat ik vervolgens de Pyreneeën, om
de oversteek te maken van de meer dan 100km brede vlakte van de Ebro. Het
gebergte, dat hier ooit meer prominent aanwezig was, is zodanig zacht, dat
het doorheen de eeuwen grotendeels weg geërodeerd is tot een ruw gevormde
vlakte, waar nog enkele harde restanten weerstand bieden aan de tand des
tijds. In Ejea de los Caballeros neem ik omstreeks 15u
een koffie, en vat dan de laatste etappe naar Calatayud aan. Net buiten de
stad kruist mijn weg deze van een ooievaar. Ik rem zo hard ik kan, terwijl
het arme dier zelf een scherpe bocht maakt. We vermijden een botsing, maar de
ooievaar laat daarbij de prooi uit haar bek laat vallen. Zo’n ooievaar weegt
dan misschien maar een zevental kilo, dat zou toch ruim voldoende zijn om mij
ten val te brengen. 100 meter verder zie ik links een ondergelopen
grasweide waar tientallen ooievaars staan te foerageren. Nog wat verder de
ene na de andere elektriciteitsmast met een ooievaarsnest, vermoedelijk reeds
met hongerige jongen. In Fuentejalon zie ik de eerste kerken in typische
Mudejarstijl. In Calatayud word ik vriendelijk ontvangen door de
hotelbediende. Ze vraagt me of ik hier ooit reeds was. Ik zeg haar dat ik
hier precies 20 jaar geleden overnachtte, en jawel, ze vindt mij onmiddellijk
terug in het antieke computersysteem, dat na al die jaren nog steeds
functioneert. Ik verblijf in Mesón de la Dolores, een 15e
eeuws historisch gebouw. Het werd gebouwd als paleis van de markies van
Ayerbe, maar kreeg eind 19e eeuw bekendheid als decor van een
beroemde roman rond María de los Dolores Peinador Narvión. Het gebouw was
ooit in de running om te worden verbouwd tot nationale Parador, maar daarvoor
is het vermoedelijk te beperkt in omvang, en niet op te tillen tot een
aanvaardbaar luxe-niveau. Het hotel heeft dan ook maar drie sterren. Ik
beschouw het alvast als een mini-Parador, en keer er telkens graag terug. De keuken van het hotel is gesloten deze avond, zodat
ik op zoek moet in de stad. De wandeling doet mij deugd. Het is zondagavond,
en de weinige zaakjes die open zijn, zijn gevuld door schreeuwerige
gezinnetjes, terwijl ik net wat rust kan gebruiken. Uiteindelijk vind ik iets
naar mijn gading, nieuw, modern, en verzorgd. Ik ben er de enige klant, en
word er snel en goed bediend. Dag
5 (Ma 29 april 2024): ‘rustdag’ in Calatayud ES – 80km Vandaag kan ik wat luieren. Ik blijf dan ook zo
lang mogelijk in bed, maar sta uiteindelijk op om halfzeven. Het begint
buiten nu nog maar pas licht te worden. Om halfacht kan ik reeds ontbijten, wat
uitzonderlijk vroeg is voor Spanje. Het kleine vrouwtje achter de toog doet
haar werk goed, maar een lachje kan er niet af. Heeft zij ook een glaasje
azijn staan, waar ze dorstig nu en dan van nipt? Het ontbijt zelf stelt niet
veel voor: een gehaktbroodje, best lekker, een Spaanse croissant, jawel, van
die grote, blinkend en plakkend, een kleine zumo de naranja, en een koffie.
Ik sta dan natuurlijk al gauw weer in mijn kamer, waar ik mijn best doe de
blog aan te vullen. Dan op stap doorheen de stad. Er staan een paar monumentale kerken in Mudejar
stijl, maar slechts één is toegankelijk, de kerk van het Heilig Graf. Het
enige wat er mij binnenin kan boeien is de mooie blinkende houten
plankenvloer. De rest van de aankleding is overdadig. In het oude stadsdeel wordt veel afgebroken,
wachtend op vernieuwing. Met de skeletten van leegstaande ruines springt men
soms creatief om. Alles bij elkaar blijkt mijn eigen hotel dan nog
het meest bezienswaardig van gans deze stad. Wanneer ik er rond de middag
weerkeer, blijkt dat het restaurant deze avond alweer gesloten is, maar wel
deze middag open vanaf 13u15. Ik leg mij op mijn bed om wat te rusten, en val
enkele malen kort in slaap. Om 13u15 terug naar beneden, naar de comedor. Als
lunch neem ik een Menu del Dia, best te eten, maar niet àl te lekker. Ik
sluit af met een koffie, want ik wil straks nog de motor op. Er is veel bewolking, en de zon slaagt er niet in
om met volle kracht tot beneden door te dringen, maar het is aangenaam rijden
doorheen het doodse Spaanse landschap. Met doods doel ik wel op het verkeer,
dat er nauwelijks is, maar voor de rest begint de natuur hier volop te
ontluiken. Ik stop in elk dorpje dat ik tegenkom, rijd er wat rond, en stap
hier en daar af voor een wandelingetje. Zo beland ik uiteindelijk in de Monastero de La
Piedra, in Nuevales. Het oude klooster wordt nu iets te commercieel
uitgebaat, waardoor het verkeerde (kermis)publiek teveel aangetrokken wordt.
Het monumentale scriptorium van de voormalige abdij is nu lobby van een luxe
hotel. Ik ga weer de hort op, richting Alhama de Aragon.
Bij het verlaten van Nuevales herken ik de route waar eenentwintig jaar
geleden werken aan de gang waren, en ik met de RT, en Jean-Marie achterop,
twintig kilometer lang moest hobbelen en dansen over de losse keien, waardoor
de startmotor van mijn RT vanbinnen volledig kapot rammelde. Het zou toen nog
weken duren, tot ik thuis was, eer ik achterhaalde wat de oorzaak was van de
startproblemen. In Alhama maak ik alweer een grote wandeling, en
vind het hostalletje waar we toen overnachtten, en het restaurantje, waar
Pablo ons vette biefstukken voorschotelde, gevolgd door een straffe
kruidenlikeur. Pablo is er niet meer, maar het restaurantje heeft
ondertussen wel de honderdste verjaardag gevierd, ook al bijna twintig jaar
geleden. En toen had het ook niet veel gescheeld dat Jean-Marie ook zijn
vijftigste verjaardag niet zou vieren, bij zijn poging om mijn motor in gang
te duwen, waarvan de startmotor het de avond tevoren begeven had. Alhama is
snel bekeken, en ik keer terug naar de motor om mijn weg verder te zetten. Ateca valt reeds van ver op omwille van de
monumentale Iglesia de Santa Maria: groot en statig, gebouwd in Mudejar
stijl. De kerk is aan de buitenkant pas gerestaureerd, en
is niet te betreden, mogelijk door werken aan de binnenkant? Ik loop er
helemaal rond, en zet mijn weg dan verder, terug naar Calatayud. Ik ga nog even tanken, en wordt geconfronteerd met
een betalingssysteem dat ik nog ken van mijn vroegere reizen in het verre
Rusland: ik moet naar de kassierster gaan, mijn creditcard wordt gedebiteerd
met 25 Euro, dan kan ik tanken, en vervolgens wordt mijn creditcard door de
kassierster gecrediteerd met 8 Euro. Wat een gedoe! Maar de benzine was erg
goedkoop. Hoe kunnen ze daarop nog verdienen? Het is ondertussen bijna 19u. Ik eet een broodje
met de nog resterende kaas, en werk de blog verder bij. Ik zet de foto’s van
mijn smartphone over naar mijn PC. Ik ga tamelijk laat slapen, en heb een onrustige
nacht. Dag
6 ( Di 30 april 2024): Cuenca ES – 200km Om
5u word ik wakker. Ik heb geen verklaring voor het frequente wakker worden.
Ik draai mij nog enkele malen om, kan de slaap niet meer vatten, en sta dan
uiteindelijk op om 6u. Ik
maak een koffie klaar, en eet het restant van een broodje op. Ik start met
het toevoegen van foto’s aan de blog. Zó, dat staat al wat meer aangekleed. Ik
maak mij vervolgens klaar, en ga beneden ontbijten. Ditmaal staan twee oudere
mannen achter de toog. Het is al wat drukker, maar ik word toch vlot, en
vooral, vriendelijk, bediend. Ditmaal heb ik keuze: het wordt een soort
roerei met aardappel in bladerdeeg, afgetopt met een schelletje rauwe hesp,
en dan een croissant, die in feite meer lijkt op een boterkoek van bij ons,
ditmaal bestrooid met poedersuiker. Ik
kleed mij goed, want in de voormiddag zal het koud blijven, en er wordt zelfs
regen voorspeld na de middag. Ik rij eerst richting Daroca, en bezoek
vluchtig enkele dorpjes onderweg. Daroca
zelf heeft een mooie statige stadspoort, maar daarmee is het belangrijkste wel
gezegd. Ik vervolg mijn weg dan doorheen een mooi afwisselend landschap. Veel
zon, nu en dan veel wolken, maar er blijft een koude wind over het land
waaien. Er wordt slechts vanaf donderdag wat geleidelijke verbetering
verwacht. Heel
wat kleine dorpjes zijn hier gebouwd aan de voet van indrukwekkende
kasteelforten daterend uit de tijd dat de Spanjaarden jarenlang probeerden de
Moren uit hun land te verjagen. De meeste van die forten zijn ruïnes, maar
hier en daar werd een min of meer geslaagde poging gedaan ze te restaureren. Zo
ook in Embid. Er werd wel veel beton gebruikt, maar het oogt mooi van ver, en
het kasteel kan alweer een aantal jaartjes mee. Eén
van de indrukwekkendste forten is te vinden in Molina de Aragon. In
het stadje neem ik een koffie op een terrasje. Het is er aangenaam toeven.
Lang blijf ik er niet, want ik wil op mijn bestemming zijn voor het begint te
regenen, en ik wil vooral niet snel rijden. Dat laatste is maar goed ook. De
weg kronkelt over steile hellingen, en doorheen diep ingesneden canyons. Ik
heb aan mijn gastvrouw laten weten dat ik omstreeks 14u in Cuenca zal
aankomen. Eén kilometer voor ik er ben, begint het te regenen. Ik word echter
opgewacht, en onmiddellijk binnengelaten, gelukkig niet druipnat. Het hostal
is bijna gloednieuw, en lijkt erg comfortabel. Ik eet een broodje, rust nog
even, kleed mij om, en ga dan op stap om Cuenca te bezoeken. Meer
dan een kilometer stevig bergop, want de stad is gebouwd op een hoge rots
tussen twee rivieren. De oude huizen tellen dan ook nog eens vaak zes
verdiepingen, waardoor het nog meer lijkt dat er geen einde komt aan de
beproeving van het klimmen. Ik loop kris en kras doorheen de historische
stad, en zie dan plots aan de andere zijde in de diepte naast de rivier een
statige parador. Ik
daal af, steek de brug over, en laat mij dan in het voormalige klooster
verwennen met een lekkere koffie. Die heb ik wel nodig, want een half uurtje
later moet ik weer naar boven. Dat is geen straf, want het uitzicht op de
stad is adembenemend. De
deur van de Convento de las Esclavas, die daarstraks nog dicht was, staat nu
open, en ik kan het niet laten om even binnen te gaan in de kapel. Daar
zitten 5 slavinnetjes stil te bidden, gekleed in witte gewaden, het hoofd
bedekt door een meerlagige sluier. De leeftijd is onmogelijk in te schatten,
evenmin als de aard van hun diepste gedachten, zij het nog (steeds) vol
vreugdevolle verwachting, zij het vervuld van minder aangename beschouwingen
zoals spijt of bitterheid over de juistheid van hun keuze, jaren terug.
Bevindt de duivel zich ook in hún midden? Want één ding is zeker: nonnen zijn
ook in staat andere mensen den duvel aan te doen! Ik
ga vervolgens binnen in nog een ander klooster, een voormalig ditmaal, want nu
huisvesting van een heel diverse verzameling hedendaagse kunst. Zowel
de kunstwerken als het gebouw zelf zijn de moeite waard, zowel inhoudelijk
als qua uitgebreidheid. Na een uurtje heb ik het ook wel gehad, en ga weer
mijn hostalkamer opzoeken. Ik heb nog wel even tijd om wat te rusten, en om
de blog aan te vullen, vooraleer ik mij weer op weg kan begeven. Mijn
restaurantje serveert pas vanaf 9u… In
het restaurant kies ik voor een slaschotel, gevolgd door lamskoteletjes. De
slaschotel is enorm. Ik hou de helft voor bij de hoofdschotel, en heb dan nog
genoeg over als toetje. De terugweg naar het hostal verloopt in het donker.
Zelfs de voetgangersbrug over de Rio de Jucar is niet verlicht. Gelukkig is
het niet al te koud. Dag
7 ( Wo 1 mei 2024): Belmonte ES – 240km Het is buiten 4 graden, en met de wind voelt het
aan als 2 graden. Het binnenland van Spanje heeft niet enkel een ruw
landschap, ook het klimaat is hard, met vele extremen, zowel qua temperatuur
als qua neerslag. Vandaag wordt het niet warmer dan 13 graden, maar vanaf
morgen zou het hier echt beter moeten worden. Lucia heeft een klein Spaans ontbijtje
klaargemaakt, met zumo, tostadas, en cake, en een ‘platana’ als toetje. Een
man, veertiger, komt achter mij zitten, en bestelt ook koffie. Hij roert al
rinkelend zo snel hij kan minutenlang in zijn kopje, en weet van geen
ophouden. Ik stak zonet mijn kop even buiten. Het is fris,
maar droog, en niet al te bewolkt. Een mooi begin dus. Ik heb vandaag geen
verre verplaatsing gepland, omdat het weer zo onzeker is. Het is vandaag
Feest van de Arbeid. Ik ben benieuwd of en hoe ik vandaag hier iets van zal
merken. Om 10u ga ik weer de weg op, goed ingeduffeld,
want het is alweer écht koud. Een uur later is het gelukkig toch alweer 10
graden, maar nu en dan vallen kortstondige buien. Ik steven af op Uclès,
gelegen in the middle of nowhere. Ik
zie het dorpje reeds van ver wegens het enorme klooster, en daarnaast de
ruïne van het nog grotere fort, gebouwd op het hoogste punt van de omgeving. Het klooster is redelijk bouwvallig, maar toch te
bezichtigen, zij het dan met gids, en pas nà de middag. Ik bekijk zoveel ik
kan. Alles is rommelig, tot het museumwinkeltje toe, waar de lege dozen
achteloos op elkaar geworpen een deel van de ingang versperren. Rond het
immense gebouw met kerk is een betonnen promenade aangelegd, dat meer dienst
doet als hondentoilet, dan het toeristen een interessante wandeling aanbiedt. Het weer lijkt nu te verbeteren, tenminste, het
regent niet meer, maar het blijft winderig en koud. Even
verpozen en mij opwarmen, in Taberna El Misterio, in Torrubia del Campo. De
taverne is gelegen in het gemeentehuis. De uitbater, zo’n veertig jaar oud,
is blijkbaar ook een moto-liefhebber, zij het van het stoerdere mouwloze
type. De man zelf heeft dan wel geen mouwen, ondanks het koude weer, toch
ziet hij er maar schriel uit. Hij is erg vriendelijk, geklappig en
gedienstig, wat eerder uitzonderlijk is in Spanje. Ik bestel een bocadillo,
en de vrouw des huizes prepareert mij een enorm geval met kaas en
varkenslappen binnenin, vergezeld van lekkere frietjes, terwijl hij maar
doorratelt over motorbijeenkomsten over gans Spanje. Gelukkig krijgt hij nog
andere klanten, waar hij dan blijft ‘hangen’. Ik
doe mijn best mijn bord te ledigen, en breng hen niet in verlegenheid. Ze
willen mij als afsluiter nog een glaasje aanbieden, wat ik kordaat weiger,
waarop ze dan begrijpend een bijzondere fles naar boven halen, een speciaal
geconcentreerd appeldrankje zonder alcohol. Ik
bevind mij nu in een gans ander deel van Spanje, Castilia-La Mancha, de
streek van Don Quichote. Hier en daar siert een ‘molino de viento’ de
horizon. In El Romeral kies ik er één uit, en rij erheen voor een fotootje.
De molentjes zijn mooi gerestaureerd, maar ik zie er geen draaien. Er is
nochtans genoeg wind… Tembleque
is mijn volgende echte stop, de moeite van het vermelden waard. Het stadje
heeft mogelijk één van de mooiste Plaza’s van het land. De
vele winkeltjes zijn dicht, en slechts twee taverne’s bieden een terrasje aan
waar je buiten kan zitten. Veel volk is er niet. Dankzij de zon, en beschut
van de wind, is er het aangenaam toeven. Ik maak eerst een wandelingetje door
de rest van het stadje, en ga dan zelf ook even genieten op een terrasje op
de Plaza Mayor. Nu
keer ik mijn zwartgrijze ezeltje, en rij weer oostwaarts, naar Belmonte. Net
op het moment dat ik het hotel Palacio Buenavista binnenstap, begint het te
regenen. Belmonte
is een leuk stadje om door te wandelen, maar de regen, en de recente
wegenwerken in de stad bederven de pret wel voor een deel. Gelukkig heb ik
een paraplu bij. Het kasteel dat boven de stad uittorent is bekend als
filmdecor. Er worden ook regelmatig middeleeuwse riddertoernooien
geënsceneerd. In de stad zelf is een monumentale kerk, waarvan de fundamenten
nog dateren uit de 5e eeuw, toen de Visigoten hier de plak
zwaaiden. Ik breng er even een bezoekje aan, en bedenk dat al die praal ooit
bekostigd werd door mecenassen. Hun
motieven waren hier alvast niet ver te zoeken: de vloer bestaat uit mooi
bewerkte grafstenen. Ik zet dan mijn wandeling verder. Het is ondertussen
alweer gestopt met regenen. Wanneer het regenen dan toch hervat, en het
kouder wordt, besluit ik om terug te keren naar het hotel. Ik
eet mijn laatste restjes proviand op, werk de blog nog wat bij, en ga slapen. Dag
8 ( Do 2 mei 2024): La Virgen de la Vega ES – 340km Om
8u30 kan ik pas ontbijten. Geen erg, want het is buiten nog veel te koud om
reeds op pad te gaan: het is nauwelijks 2 graden. Toch is de hemel mooi blauw
en veelbelovend. Ik zie uit naar het échte Spaanse weer: droog, warm, en
zonnig. Na
het ontbijt zet ik de blog online, en maak mij klaar om te vertrekken. Het
is koud, maar droog, en mijn eerste etappe gelukkig maar een half uurtje
verder: San Clemente. Dit stadje is een echte verassing. Er is een
stadswandeling uitgetekend, met hier en daar aanduidingen van de stadstour.
In het oude gemeentehuis is het museum voor grafische kunst gehuisvest. De
inhoud kan mij niet boeien; het gebouw zelf maakt veel goed. Na
bijna een uur stap ik weer op de motor, en rij naar Alarcón. Ik passeer eerst
over de stuwdam van het Embalse de Alarcón, dat de Rio Jucar afdamt. Even
verder rij ik Alarcón in, een versterkt dorpje in de bocht van Rio Jucar,
overheerst door een kasteelburcht, waar nu een Parador in gehuisvest is. Ik
loop hier wat rond, drink een koffie, en zet de weg weer verder. Ik
rij weer verder, en nader de Montes de Valencia: een prachtig motorgebied.
Eerst moet ik nog over het stuwmeer van de de Rio Cabriel, een complexe
opeenvolging van tunnels en bruggen met indrukwekkende uitzichten. Temidden
deze wirwar vind ik op de oude regionale weg een spookhotel, één van de vele
die ik reeds zag in Spanje, maar hier wel bijzonder onder handen genomen. Dan
wijk ik uit naar het Noorden, via Mira naar Garaballa, waar zich een
sanctuarium bevindt in een Benedictijnenklooster. Het hotel, de cafetaria, en
het klooster zijn dicht, maar de kapel staat open. Ik
rij dan maar weer verder, en zie van ver reeds Moya: een indrukwekkende ruïne
van een middeleeuws stadje, met wel vijf kerken, en een groot klooster. Er
zijn deuidelijk restauratiewerken aan de gang, maar die liggen nu stil, en ze
hebben nog héél veel werk voor de boeg. Er is net een fotoshoot van 2
communikantjes aan de gang, waardoor ik de gelegenheid krijg te klooster van
binnen te bezichtigen. Moya doet mij denken aan Ani, in Turkije, een beleving
eerder dan de ruïne van een voormalig stadje, bijna onmogelijk in foto’s te vatten. Ik
vervolg mijn weg noordoostwaarts, doorheen de Sierra de Camarena, passeer dan
Mora de Rubielos, en rij steil naar boven de Sierra de Gudar in. De wolken,
aangevoerd door de stevige zuidwesterwind, botsen tegen de bergwand, en hopen
zich op, zodat de zon bijna geen kans krijgt tot beneden door te dringen. Het
koelt dan ook heel snel af. Virgen
de la Vega is een heel klein dorpje, en Hotel Esther is snel gevonden. Het is
net 18u. Ik zet de motor onder de overdekte parking, en check in. Alweer een
net comfortabel kamertje. De verwarming staat aan. Ik heb vandaag onvoldoende
gegeten, en ben licht onderkoeld geraakt het laatste half uur. Een warme
douche brengt mij terug op temperatuur. Ik ben vanavond niet van plan nog een
voet buiten te zetten. Terwijl
ik dit verslag schrijf krijg ik toch een gevoel van déja-vu. Ik doe wat
opzoekingswerk, en inderdaad, Ik was 10 jaar terug in Alarçon, toen ik
doodziek dringend een onderkomen zocht om de nacht door te brengen en uit te
zieken. Meer nog, ik legde min of meer dezelfde weg af als toen, maar in
omgekeerde richting. En bovendien huurde ik toen een kamer van dezelfde
cafébaas waar ik deze morgen een koffie dronk. Ik heb toch een heel
specifieke en consistente smaak bij het uitkiezen van een etablissement. Ik
kan pas om 20u45 dineren, maar ik sta er dan ook stipt, en ben de eerste. De
patron knipt het licht aan in de donkere comedor, en laat mij een tafeltje
kiezen. Ik bestel het menu van de dag, en kan zoals gewoonlijk kiezen uit
verschillende schotels. Even later komt nog iemand binnen, een man alleen. De
bestelling gaat blijkbaar moeilijk, en de patron spreekt mij aan om even te
vertalen. Die andere gast is Erik, een Belg uit Lanaken. Ik stel hem voor om
samen te zitten. Wat aarzelend stemt hij toe. Hij is hier op de fiets, die
hij meegebracht heeft op het vliegtuig naar Alicante. Zijn fietsreizen doet
hij altijd in zijn eentje, liefst in Spanje. We wisselen wat reiservaringen
uit, en algauw wordt het halfelf, tijd om te gaan slapen. Ik
beleefde een mooie dag vandaag, en neem mij voor om deze streek zeker nog
eens te bezoeken, misschien zelfs met de auto. Dag
9 ( Vr 3 mei 2024): Mata de los Olmos ES - 250km Ik bevind mij hier op 1500m hoogte. Het vriest
buiten. De daken en de grasvelden zijn bedekt met rijm. Pas na halfacht komen
de eerste zonnestralen mijn kamer binnen, gelukkig niet al te veel gehinderd
door de licht gesluierde hemel. Ik ben niet haastig, drink een koffietje, en
maak de planning op voor vandaag: de Maestrazgo, één van de ruwste
berggebieden van Spanje. Ondertussen kijk ik ook hoe mijn weekend er zou
kunnen uitzien. In Frankrijk wordt regen voorspeld. Dus misschien probeer ik
om zo lang mogelijk in Spanje te blijven. Ik zal dag voor dag evalueren en
beslissen. Om halfnegen ga ik ontbijten. De Spaanse
motorrijder eindigt net met zijn ontbijt, en even later zie ik hem
vertrekken. Erik komt de ontbijtzaal binnen. Hij moet de nodige calorieën opstapelen
voor de rit van vandaag, en doet zijn best om alles naar binnen te werken wat
hem voorgeschoteld wordt. En dat is niet min. Dit hotelletje is een adresje
om te onthouden! Ondertussen heeft de zon de meeste wolken
weggejaagd, en wordt het tijd om te vertrekken. Ik heb er zin in! Wanneer ik mijn motor laad zie ik de verte Erik
wegrijden. Hij rijdt zuidwaarts. Ikzelf rij eerst wat noordwaarts, maar neem
dan oostwaarts de col de Valdelinares, net geen 2000 meter. Ik zal vandaag
nog heel wat passen moeten oversteken. Ik zie in de diepte het prachtige
Linnares de Mora liggen. Ik bezoek Mosqueruela, en vervolgens Iglesuela del
Cid. Deze kleine stadjes zijn gekend om hun ‘jamones’, die er gedroogd worden
in de droge berglucht. Ik koop er enkel wat brood en kaas voor de picnic. Dan volgen Morella, Mirambel, Cantavieja,
Villaroya de los Pinares. Onderweg heb ik geleidelijk heel wat kledingstukken
moeten uittrekken, omdat het te warm werd. (Geen erg, ik heb er nóg veel
aan!) Deze ontvolkte streek moet vroeger toch redelijk welvarend geweest
zijn, te zien aan de vele veldjes die afgebakend zijn met muurtjes van
zorgvuldig opgestapelde stenen. In Cantavieje ga ik wat eten, want het is
ondertussen reeds 15u30, en wie weet waar ik deze avond terechtkom. Dan komt de mooiste route van de dag: het smalle
weggetje in een lieflijke vallei langs Miravete en Aliaga. Uitzonderlijk heb ik een kamer geboekt in een Casa
Rural. Deze valt voorlopig erg mee. De uitbaatster krijg ik nog niet te zien. We
regelen alles telefonisch. Ik installeer mij, en maak mijn avondeten klaar.
Wanneer ik terugkom van mijn wandeling komen net nog twee motards aan op
hyperzware adventure moto’s. Het zijn Spanjaarden, elk met hun vriendin(?)
achterop. Ze plaatsen hun motoren naast de mijne, en nemen ook hun intrek in
mijn Casa Rural. Ik moet dringend mijn weekend plannen, want de
hotels zijn dan meer gegeerd en dus wordt de spoeling dan gauw wat dunner. Terwijl ik in zetel van de living geconcentreerd
aan het zoeken ben, komt één van de twee vrouwen een praatje slaan. Ik herken
ze aanvankelijk niet, want toen had ze nog een helm en motorpak aan, en nu is
ze opgetut, en in minijurk. Ze nodigt mij uit om iets te gaan drinken in het
dorp. Ik sla het aanbod vriendelijk af, want ik drink niet, én wil vroeg in
bed. Het neemt mij nog enige tijd om twee hotels vast
te leggen voor het weekend, rekening houdend met de niet al te gunstige
weersomstandigheden in Frankrijk de komende dagen. Ik trek mij terug in mijn
kamer en de vul de blog aan, zo goed en zo kwaad als het kan, want vandaag
was een goed gevulde dag. Dag
10 ( Za 4 mei 2024): Rialp ES – 400km Ik heb goed geslapen, en sta op om 6u. Ik ga
beneden in het keukentje een koffie drinken, en zet mij dan aan het werk om
de blog aan te vullen. Het wordt al snel halfacht, tijd om mij klaar te
maken, en mijn bagage samen te rapen. Vandaag maak ik nog eerst een rit
doorheen de Maestrazgo, en rij dan noordwaarts tot aan de voet van de
Pyreneeën. Hoe ik op dit idee kwam? Beneden aan de ingang vond ik een
foldertje ov de Ruta de Silenza, speciaal voor motorrijders. Hoe ‘Silenza’ te
rijmen valt met motorrijden, wil ik wel eens uitvissen. Om 8u krijg ik een mooi verzorgd ontbijt
aangeboden. De gastvrouw is nog erg jong, wat onzeker, maar heel erg
bereidwillig om van mijn verblijf een aangename ervaring te maken. Alweer maak ik een mooie tocht door de Maestrazgo. Een deel van de route herken ik van 20 jaar terug,
toen we aan Hostyal de la Trucha even halt hielden om wat te drinken, en ik
mijn bijna nieuwe motor even niet aan de praat kreeg, maar dan vervolgens
wel, door even het contact uit, en dan weer aan, te zetten. Aangezien het
probleem zich de volgende zeventien jaar nooit meer voordeed, herinner ik het
mij nog zo goed. In dit afgelegen gebied zie ik onderweg twee mooie
‘torres’, maar niet zo mooi als deze waar wij twintig jaar terug twee maal
verbleven, in Penarroyo de Tastevins, bij Pilar en Manuel. Zó! De Maestrazgo zit er op. Ik heb zonet getankt,
en neem nog een laatste koffie, vooraleer de lange tocht aan te vaten naar
mijn avondbestemming. Ik bevind mij net ten zuiden van Alcañiz. Mijn
beslissing om vandaag niet onmiddellijk noordwaarts te rijden, maar om toch
nog wat rond te rijden in de mooie bergen van de Maestrazgo, heeft mijn
tijdsschema wel wat in de war gegooid. Het is al 13u, en ik heb nog 250km
voor de boeg. Ik wil vóór zes uur op mijn bestemming zijn, maar wil mij niet
haasten, dus beknibbel ik op wandelingetjes bij elke stop. Even voorbij Lleida rij ik zachtjes aan de bergen
in. Geleidelijk wordt het frisser en winderiger. Hier en daar verschijnen
donkergrijze wolken. Regenen doet het echter niet, en de frisse lucht houdt
mij alert. Rond halfzes bereik ik Rialp. Ik heb een skihotel
geboekt. Die zijn er hier in overvloed, uit tijden dat er hier nog sneeuw
viel, en dat skiën nu en dan nog mogelijk was. De laatste vijftig jaar is de
sneeuwzekerheid geleidelijk aan afgekalfd. Veel volk is er hier niet. Groepen
schoolkinderen zijn er in het weekend niet. Er staan een tiental auto’s op de
parking. Tot nu toe zag ik enkele gezinnetjes met heel jonge kinderen. Er is geen internetbereik op de kamers. Dus moet
ik mij beneden in de gemeenschapsruimte installeren om wat aan het verslag te
werken, en om de planning op te maken voor morgen. Aanvankelijk is het er
rustig, maar dan komt een vader met zijn zoontje op de pingpongtafel spelen,
wat gepaard gaat met het nodige lawaai. Zo’n hotel is een ideale oplossing
voor gezinnen met veel en/of heel jonge kinderen: Ze kunnen zich hier
uitleven, storen niemand. Het lijkt wel wat op Vayamundo, maar wat
eenvoudiger en goedkoper. Het avondmaal start om 20u. Er is geen keuze, maar
alles is erg lekker, én gezond! Soep, lasagne, sla, kwark, fruit. Meer moet
dat niet zijn. Om negen uur slaat de vermoeidheid genadeloos toe,
ik leg mij op mijn bed, en val onmiddellijk in slaap. Dag
11 ( Zo 5 mei 2024): Gripp F – 200km Om vijf uur word ik wakker. Ik heb zeer goed
geslapen, zonder enige onderbreking. Het is buiten nog donker, en ik blijf
nog een uurtje liggen, half wakker, maar zonder zin om op te staan. Om zes
uur begint het buiten pas op te klaren. De hemel is blauw. Er wordt onweer
voorspeld in de namiddag. Om zeven uur ga ik naar beneden. Een niet meer zo
jonge moeder komt met haar peuter naar beneden, en haalt een koffietje uit de
automaat. Of misschien is het wel de oma… Het is hier toch erg rustig. Omwille van de onvoorspelbaarheid van het weer heb
ik vandaag geen al te grote verplaatsing voorzien, en plan reeds om 15u aan
te komen in het volgende hotel, aan de noordkant, dus de Franse kant van de
Pyreneeën. Hierbij wil ik eens een streek bezoeken waar ik anders nooit de
kans toe heb, inderdaad, omdat het daar zo vaak regent. Het ontbijt is eenvoudig, maar ruim voorzien. Er
staat een lunchpakket klaar voor mij, want ik heb volpension geboekt, en
vertrek zo dadelijk. Nog even beneden het verslag online zetten, en dan is
het zover! Alweer een mooie dag voor de boeg. Het weer is prachtig. Het is zonnig, en helemaal
niet koud, en dat hoog in de bergen. In rij eerst noordwaarts, en dan
westwaarts, steeds hoger, tot meer dan 2000 meter. Hier zie ik echter ijzel
op het asfalt, en rij behoedzaam verder. Het hoogste punt is de Port de
Bonaigua, op 2072 meter. Ik stop en sta af. Een andere motard, een Spanjaard,
komt op mij af en slaat een praatje. Hij reeds gisteren door een sneeuwbui,
meer oostwaarts, en had erg veel kou. Hier is het momenteel echter helemaal
niet koud. Er is bijna geen wind, er is zon, en het is ongeveer 10 graden. De
ijzel is een restantje van deze nacht, en zal straks wel helemaal verdwijnen.
Er is weinig verkeer. De helft bestaat uit motorrijders. Een halfuurtje later kom ik aan in Vielha, een
stadje te Noorden van de Pyreneeën, maar nog steeds in Spanje. Ik ga tanken,
en vraag aan de jonge kassierster waarom er zo weinig verkeer is, en zoveel
zaakjes dicht zijn? Het is hier ‘Dia de la Madre’, op de eerste zondag van
mei. Bij ons is dat pas volgende week. Misschien heeft ook het aangekondigde
onweer in de namiddag vele dagjestoeristen afgeschrikt? Ik durf haar niet
vragen of zij niet elders verwacht wordt. Ik profiteer nog even van de aangename
voormiddagzon op een terrasje, en zet mijn weg dan verder naar Frankrijk.
Even weer naar boven, over de Col du Portillon. De grens met Frankrijk ligt
boven op 1320 meter. Dit lijkt niet hoog, maar de afdaling is lang, smal,
steil en erg bochtig, dus een serieuze uitdaging voor wielertoeristen. In de vallei kom ik aan in Bagnères-de-Luchon, een
mondain thermaal stadje, met statige gebouwen en parkjes van weleer. Ook hier
is weinig volk te bespeuren, en zeker geen vakantiesfeer op te snuiven. In Castillon-de-Larboust vind ik een mooi bankje,
naast de kerk, in de zon, en uit de wind, om mijn picnic naar binnen te
spelen. Na de Col de Peyresourde, brei ik er nog eens de
Col de Azet bij. Die laatste is niet gemakkelijk te vinden, want mijn GPS
stuurt mij herhaaldelijk een vlottere richting uit. Ik sta er versteld van
hoe prachtig het hier is. De lente begint hier pas, en de donkere naaldbomen
staan in fel contrast met de groengele blaadjes en witte bloesems aan de
loofbomen. Het moet hier in de herfst ook prachtig zijn… als het niet regent.
Ik heb geluk, en de zware donkere bewolking blijft ver uit mijn buurt, hoewel
nu en dan wel enkele druppeltjes vallen. In plaats van de grote weg, en vervolgens de Col
d’Aspin, kies ik voor de Hourquette d’Anzican, alweer een klein weggetje,
hoger dan de Aspin, in de schaduw van de Pic de L’Arbizon. Ik nader mijn bestemming, La Baleine Blanche, een
vakantiecentrum in Grippe, aan de voet van de Tourmalet. De nieuwe jonge
uitbaters zijn volop aan het werk. Zij bieden nu ook kamers aan voor
individuele reizigers, terwijl de vorige eigenaar enkel groepen ontving, wat
geleidelijk aan steeds verminderde. Er is hier inderdaad nog veel werk te
verrichten. Aan de buitenkant lijkt alles nog erg rommelig, maar mijn kamer
is, hoewel erg basic, netjes in orde. Alweer is er enkel internetbereik in de
cafetaria, in een ander gebouw, zodat het online zetten van het verslag iets
trager zal verlopen. Het interireur is goed bewaard gebleven, en er hangt
best een gezellige sfeer. Die nog erg jonge uitbaters lijken mij een hele
groep te zijn. Ik zag alvast drie vrouwen en twee mannen, en er hangt hier zo
een sfeertje van een commune, zoiets uit lang vervlogen tijden, zij het dat de
zeden daar toen wel iets losser waren. Om 20u30 wordt het avondmaal geserveerd. Er zijn
ondertussen twee gasten bijgekomen. Ze wonen beiden in Montpellier. Het zijn een soort
gelegenheidstaxichauffeurs. Ze klussen bij in geval er plots nood is aan chauffeurs
voor speciale gelegenheden. Het bezoek van de Chinese president aan Frankrijk
is zo’n gelegenheid. En komt nu net over een paar dagen President Macron
samen met President Xi-Ping een bezoek brengen aan het dorpje van de
grootmoeder van Macron, op een boogscheut hiervandaan. Op de Tourmalet zijn
ze jaarlijks wel gewend aan veel volk en veel organisatie, maar hier komt nog
het veiligheidsaspect bij kijken, en er wordt dus ook veel politie verwacht. Ik moet mij er dus morgen vlug vanonder muizen,
voor ik in die mallemolen terechtkom. Wanneer ik naar mijn kamer terugkeer is
het flink aan het regenen. Afwachten wat het morgen wordt. Dag
12 ( Ma 6 mei 2024): Cahors – 260km Het regenen heeft gelukkig opgehouden. We zitten
hier op iets meer dan 1000m hoogte, en momenteel is dat hoog genoeg om in de
wolken te vertoeven. En wolken zijn nat, en doorweken alles waar ze omheen
hangen. Ik heb in een heerlijk zacht bed geslapen. De
douche gaf heerlijk warm water tot ik net ingezeept was… Het is overal wel
wat… Het ontbijt start om halfacht, en is echt op zijn
Frans: stukjes stokbrood met confituur. Eén van de chauffeurs is er ook al,
want hij moet journalisten ophalen om 9 uur. Hij is net zo oud als ik, is al
4 jaar met pensioen, maar kan dit extraatje best gebruiken, hoe lastig het
ook is. Met een oude vod veeg ik mijn motor deels droog,
en vertrek. Het is één lange afdaling van wel honderd kilometer tot Auch, in
de Gers. Geleidelijk laat ik de wolken achter mij, maar gaat het nu en dan
toch lichtjes regenen. Net voor Mirande stop ik nog even in Saint-Medard,
waar wij ooit een noodovernachting hadden in een hotelletje uit de jaren
stillekes. Maar het avondeten was er lekker. Nu staat het gebouwtje er
verlaten bij, maar ziet er overigens nog net uit als 20 jaar geleden. Vanaf Auch begint het meer te regenen, en ik ga
schuilen in een McCafé en boodschappen doen in de Aldi ernaast. En ineens is
de zon er weer, en zal mij niet meer in de steek laten tot in Cahors. Moissac bezocht ik vroeger eens, maar de ‘Pont
Canal’ uit de napoleontische tijd bezocht ik nog nooit. Ik heb geluk, en zie
net een boot de oversteek maken, hoog boven de rest van het landschap. In het centrum bezoek ik dan eerst een kunstexpo
in een aftandse ontwijde kerk. De kunstwerkjes zijn niet veel soeps, maar het
gebouw ademt aftakeling en verval uit, en heeft erg te lijden van vocht, dat
langs alle kanten binnen dringt. De kleurrijke geëxposeerde werken konden
niet beter tot hun recht komen, tegenover de vuilvaalgrijze achtergrond. In
één van de kapelletjes is nog vaag te zien hoe de kerk ooit voorzien was van
mooie muurschilderingen. Wat verder in het centrum bevindt zich één van de
bekendste abdijen van Frankrijk. Ik ga even de kerk binnen, en loop dan
buiten wat rond tussen de vele pelgrims, meestal bejaarde mensen, op weg naar
Santiago de Compostela. Ze hebben nog een lange afstand af te leggen. De oude
kerk heeft duidelijk Romaanse roots. Ik stap op de motor, en zie onderweg nog heel wat
pelgrims op stap. Het was vroeger een gevaarlijke tocht, maar dat is het nu
ook, zo te voet langs die drukke bochtige Franse wegen. Rond 17u bereik ik ‘Le Chai’ in Cahors, welke
ondertussen mijn vaste pleisterplaats geworden is onderweg naar of van het
Zuiden. Ik heb er al het modern comfort dat ik nodig heb, in het centrum van
het historische Cahors, met veilige ondergrondse parking voor mijn stalen
ros. Als afsluiter van de dag maak ik een wandeling
over de historische brug over de Dordogne, op een steenworp van mijn herberg. Morgen wil ik iets vroeger vertrekken, want ik heb
bijna 500 kilometer voor de boeg, die ik toch deels via de snelweg zal
afleggen. Er wordt de hele dag regen voorspeld. Dag
13 ( Di 7 mei 2024): Orleans F – 450km Vannacht heeft het veel geregend. Gelukkig heeft
de regen mij enkel wakker gemaakt, maar niet wakker gehouden. Wanneer het
buiten licht wordt heeft het regenen opgehouden. Ik ga de motor al deels
laden en buiten zetten onder het afdak, en dan ga ik om 7u ontbijten. De
ontbijtruimte is al vol! Alweer bejaarde pelgrims op wandel naar Santiago. Veel glorie val vandaag niet te rapen vrees ik:
veel kilometers en natte voeten. Door vroeg te vertrekken kan ik misschien in
Orleans nog een graantje meepikken van de Feesten van Jeanne d’Arc. Net
wanneer ik vertrek, vertrekken de pelgrims ook. Hun bagage wordt in een busje
geladen en naar hun volgende pleisterplaats gevoerd. Zijzelf gaan te voet. De rit begint niet slecht; De weg ligt er dan wel
overal nat bij, tot voorbij Limoges krijg ik nauwelijks regen te verduren. In Chateauroux zoek ik een McDonalds op, en kan
daar een uurtje verpozen zonder naar buiten gekeken te worden. Ondertussen
zijn de laatste druppels gevallen, en wordt het geleidelijk aan zonniger. In
Vatan maak ik een laatste stop. Even na vieren kom ik al aan in Orleans, met dróge
voeten. De bediende vindt mijn reservatie echter niet terug. Ze foetert even
op een collega die de reservatie zou geregeld hebben, maar geeft dan toe dat
zij die reservatie zelf regelde, maar mijn naam onvolledig overgeschreven
had, en mij bovendien een vrouwenkamer toebedeeld ad. Maar toch was ze
opgelucht dat ze geen kamer te kort kwam. Ik olie nog even de ketting van de motor, breng
mijn bagage naar de kamer, kleed mij om, en ga de stad in. De stad is
‘aangekleed’: vlaggen, posters, afgezette pleintjes, en redelijk wat politie.
Even heb ik schrik dat de Chinezen hun plannen veranderd hebben en naar hier
gekomen zijn. Dat blijkt gelukkig niet zo: ze hebben zich laten uitregenen op
de Tourmalet, en zijn nu hun sokken aan het uitwringen. In Orleans is het echter droog, en niet koud. Ik
ben hier gekomen om wat graantjes mee te pikken van de feesten. In de kerk van Saint-Pierre du Martroi woon ik een
concert bij van het Orleans’ zangkoor. De kerk is helemaal gevuld,
zitplaatsen zijn er niet meer. Het koor zingt volledig a capella. Het is een
mooie kerk, en aldus een prachtig decor voor de mooie voorstelling. Straks om
halfacht beginnen ze opnieuw. In de kathedraal is dan weer een misviering aan de
gang, met een gans legertje priesters, en alweer een koor, dat ditmaal
misliederen zingt. Er is wat volk, maar heel wat minder, en dat in een immens
kerkgebouw. De kerk is voor de gelegenheid prachtig versierd, op een manier
welke ik mij niet herinner ooit gezien te hebben. Er is deze avond nog heel wat moois gepland na
22u. Daar ga ik niet op wachten, en keer zachtjes terug naar het hotel. Je kunt deze feesten niet vergelijken met de
Gentse feesten. Veel minder volk, veel minder ambiance, en ondanks de feesten
gaat het leventje hier toch zijn gewone gang. Ik zie de studenten muziek beladen
met hun instrument de muziekschool verlaten, die gevestigd is in een vleugel
van het vroegere gemeentehuis, dat ik twee jaar geleden met Christien
bezocht. Onderweg zie ik een kapper die nog open is, net geen
werk heeft, en aan wie ik even werk bezorg. Jamal is een Marokkaan, lijkt een
stuk ouder dan ik, en is elke dag tot 8u ’s avonds aan het werk. Ik ben zijn
laatste klant vandaag. Hij is van Casablanca afkomstig, en woont hier sedert
1997. Zijn broer woont aan het Zuidstation in Brussel. Morgen wordt goed weer verwacht? Mocht dat ne keer
waar zijn. Met die gedachte leg ik mijn hoofd te rusten. Dag
14 ( Wo 8 mei 2024): naar huis Vandaag is het 595 jaar geleden dat Jeanne d’Arc
de stad bevrijdde van de Engelsen. Tegelijk wordt hier ook V-dag gevierd, het
einde van de 2e wereldoorlog. Mij wacht nog een lange rit doorheen
Noord-Frankrijk, welke ik nog aanvul met een bezoekje onderweg aan de zus van
mijn moeder in Mons. |
|